Alle ruimte van de wereld
Beste sprinkhaan,
Ik
wil graag iets bestellen.
Ik wil graag een bank op mijn rug.
Voor bezoek, om op te zitten, met een leuning.
Maar
eigenlijk wil ik een tuin, met een bank.
Een fontein heb ik al.
Ik kan niet goed naar je toe komen.
Kun jij alles
hier bezorgen?
Ik woon midden in de oceaan.
De
walvis.
Toon
Tellegen heeft iets met brieven. Deze brief van de walvis aan de sprinkhaan is
typisch voor hem. Hij lijkt heel gewoon - iemand bestelt een tuin met een bank
– maar de aanspreking plaatst het verhaal meteen in een andere wereld. De derde
regel ondergraaft de gewone orde verder: wie wil er een bank op zijn rug? De
ondertekening door de walvis maakt die wens begrijpelijk, maar enkel als je
meegaat in de wondere wereld die Tellegen schept.
Vanaf de eerste
pagina duik je mee met de walvis naar het midden van de oceaan, waar hij alle
ruimte heeft, een fontein, maar geen tuin. Die tuin wordt zijn grootste wens.
Hoe gezellig zou het niet zijn als alle dieren op bezoek zouden kunnen komen en
genieten van zijn tuin. Dus schrijft hij een brief aan de sprinkhaan, onder
water, vanzelfsprekend. Als (volwassen) lezer kun je je alleen maar verbazen
over de vanzelfsprekendheid waarmee Tellegen zijn wonderlijke dierenuniversum
schept. Je aanvaardt de eigen regels van dat universum, omdat ze nergens in
vraag worden gesteld. Bovendien krijgen de wonderlijkste zaken vaak een
‘logische’ verklaring. Over de sprinkhaan die een hele tuin verhuist, lees je ‘Hij
schuifelde daarheen want het was een zware last die hij op zijn rug droeg.
Vliegen, wat hij anders deed als het om kleine afstanden ging, was nu niet
mogelijk.’
Niet alleen de fantasiewereld, maar ook de spanning
bouwt Tellegen op een ingenieuze manier op. Er is allereerst de spannende vraag
of het zal lukken om de wens van de walvis te vervullen. Die spanning houdt hij
hoog door de tocht van de sprinkhaan te vertragen met allerlei ontmoetingen en
een storm. De wensen van de dieren die de sprinkhaan ontmoet, versterken die
van de walvis. Ook de aanleg van de tuin zelf neemt wel wat verteltijd in beslag.
Als de tuin eenmaal af is, is het verhaal nog niet afgelopen, en dat heeft te
maken met de diepere, emotionele spanning. De tuin blijkt namelijk voor
problemen te zorgen: de walvis kan niet meer omhoog springen uit het water en
hoe zal hij kunnen schoffelen? Aanvankelijk wuift hij deze minpunten weg, maar
als alle bezoekers langs geweest zijn en hij alleen is, komt de walvis tot een
wezenlijk besef: iedereen kan van zijn tuin genieten, alleen hij niet. Uit pure
ellende maakt hij een sprong, die voor een ware bevrijding zorgt. Op het einde
is de cirkel rond, ook woordelijk, want de laatste woorden zijn een echo van de
eerste.
De emotionele spanning ondersteunt Tellegen met
verschillende motieven. Twee keer droomt de walvis over de eekhoorn. De eerste
droom heeft iets zorgwekkends, maar de tweede geeft de walvis vleugels. Zijn
fontein – het belangrijkste motief in het verhaal - krijgt er extra betekenis.
Een opmerkelijk motief is ook het zuchten van de walvis, dat evolueert van
verlangen over opwinding naar een heel diep gezucht, waarvan de lezer de
betekenis zelf moet invullen. Dit uitnodigen van de lezer om zelf in of aan te
vullen, is zonder twijfel een van de meest wezenlijke kenmerken van Tellegens
dierenverhalen. In dit verhaal wordt de lezer vooral geprikkeld door de
toenemende spanning tussen de vreugde en de trots van de walvis enerzijds en
het groeiende besef van de beperkingen anderzijds. Daarbij voelt de lezer een
sterke sympathie voor de walvis. Niet alleen zal hij zijn diepste wensen en
twijfels herkennen, ongetwijfeld wordt hij ook gecharmeerd door zijn zorg voor
de anderen en zijn bescheidenheid (‘Vind je mij veeleisend?’)
Niet
alleen de originele fantasie, de ingenieuze opbouw en de sympathieke personages
nemen de lezer op sleeptouw, maar ook de kracht van Tellegens taal. Als de
walvis fantaseert over een feest dat hij in zijn tuin zal geven voor de sterren
en de maan, weet Tellegen in en door zijn taal het gevoel van gelukzaligheid op
de lezer over te brengen: ‘De sterren fonkelden en twinkelden van plezier en
soms was er één zo vrolijk dat hij opsprong en van louter geluk langs de hemel
omlaag roetsjte tot achter de horizon. Wat verder herhaalt Tellegen het beeld,
waarbij hij de sterren nog helderder laat fonkelen en harder omlaag roetsjen. Vaak
is Tellegens taal ook speels, zoals wanneer hij de eendagsvlieg een taart laat
wensen met duizend kaarsen, en geregeld doet hij de lezer stilstaan bij
bijzondere woorden, bijvoorbeeld bij het verschil tussen ‘veeleisend’ en
‘veelzeggend’. De klankrijkdom en speelsheid van Tellegens taal maken zijn
verhalen bijzonder geschikt om voor te lezen voor jong en oud.
De
taal van de schrijver vindt in dit boek een waardige pendant in de taal van de
illustrator. Annemarie van Haeringen illustreerde eerder al dierenverhalen van
Tellegen (o.a. Wat dansen we heerlijk,
2010), en met haar uitstekende beheersing van de waterverftechniek voelde ze
zich in dit walvisverhaal duidelijk als een vis in het water. De gevoelens van
de walvis zet ze meesterlijk neer. Wat een expressiviteit spreekt er niet uit
die ene extra krul in de mond van de walvis op de omslag. Haar schilderij van
de walvis en de maan, dansend met een staart van sterren, drukt het gelukzalige
gevoel uit de tekst perfect uit. En ook de sprong van de walvis waarmee alles
verandert, vergeet je niet meer. Wie aandachtig kijkt, ontdekt ook allerlei
extra grapjes, zoals de kleine inktvis die de walvis helpt om zijn brief te
schrijven.
Voor velen zal Tellegens dierenwereld intussen heel
vertrouwd zijn, maar vervelen doet die nooit en al helemaal niet met de
illustraties van Annemarie van Haeringen. Wie openstaat voor de kracht van de
verwondering en de verbeelding, kan telkens opnieuw wegduiken in dit warme
verhaal, dat doet nadenken over geluk, wensen, tevredenheid en het belang van
wat je hebt en niet hebt.
Amsterdam: Querido, 2015, 55 p. : ill. ISBN
9789045117607
deze pagina printen of opslaan