Wat de dieren ons leren
8+ - Het is
gedurfd: een heel boek wijden aan één schijnbaar betekenisloos dier, en zin
voor zin de tijd nemen om dat dier ‘van zijn tong tot zijn staartje’ te
verkennen. Je zou Edward van de Vendel er op het eerste gezicht van kunnen
betichten mee te willen surfen op het succes van dierenportretten, zo sterk
beheerst door bijvoorbeeld Bibi Dumon Tak, maar dan ga je voorbij aan zijn kunde
en onmiskenbaar enthousiasme voor het onderwerp. Van de Vendel was al een
veelzijdig auteur en slaagt er met Stem op de okapi -
opnieuw – in zijn oeuvre overtuigend en met veel métier te verbreden. Ook in de
reeks rond Sofie ging hij aan de slag met feitelijke informatie rond dieren als
pinguïns, ijsberen en dolfijnen, maar het amalgaam van fictieve en non-fictieve
genres dat hij daarin op luchtige toon bijeenbrengt is niet te vergelijken met
het eerder poëtische Stem op de okapi.
Martijn van der Linden, die opvallend vaak dieren neerzet in zijn illustratief
werk en recent bekroond werd met de prijs van de kinderjury op de Biënnale van
Bratislava, kleurt met zijn warme illustraties het okapi-universum helemaal in.
In de verschillende hoofdstukken wordt duidelijk hoe breed zijn palet kan gaan:
van warm realistische portretten in het eerste deel tot cartooneske schetsen
bij de geschiedenis en interviews, potloodtekeningen als kader voor het
denkbeeldige museum of grafische en uitgepuurde vormen elders. In deel twee
‘waarin we je de okapi in andere verf laten zien’ krijgt Van der Linden volop
de kans om de diversiteit van zijn illustratiekunst uit te spelen. Een pluim
dus ook voor de uitgever: een boek deze ruimte geven is niet meer
vanzelfsprekend in deze tijden, waarin (ook) de boekensector sterk onderhevig
is aan de beperkingen van de markt. Dat in Stem op de okapi
bladzijdenlang plaats wordt gemaakt voor illustraties die tonen hoe
verschillend de okapi in beeld kan worden gebracht – ook door andere
illustratoren, is zonder meer geweldig.
Geduldig kijken
Stem
op de okapi neemt de tijd om de okapi vanuit verschillende hoeken te
belichten, en getuigt van gedegen research. Niet alleen het uiterlijk en gedrag
wordt getypeerd, ook de verrassend recente ontdekking van de okapi en zijn
opname in onze dierentuinen wordt uitvoerig beschreven. Aansluitend is er, in
interviewvorm, aandacht voor het beheer en behoud van diersoorten, in dit geval
dus de okapi, de geboorte en de verzorging ervan.
Mooi is dat Van de Vendel en Van
der Linden een wetenschappelijke en artistieke benadering combineren. Dat doen
ze niet alleen met een paar ‘okapi-liedjes’ (wat mij betreft het zwakste deel
van de bundel) en met een fictief museum ‘waarin we je de mooiste
okapi-schilderijen laten zien’, maar ook door de zoektocht naar geschikte
beelden voor wat verteld moet worden: zo dragen okapi’s ‘spierwitte
zonnestralen op hun achterste’ en hebben sommige okapi’s witte spatten op hun
knieën ‘alsof hun kousen versleten zijn. Alsof er een gat in gevallen is’.
Die verteltoon en de combinatie van feitelijke
informatie met sterke beeldspraak en vergelijkingen deelt Van de Vendel met
zijn collega-auteurs. Vele van de gehanteerde technieken zijn intussen immers
gemeengoed geworden in de ‘literaire non-fictie’, en hebben er hun
effectiviteit en poëtische kracht ruimschoots bewezen. Zo spreekt hij de lezer
rechtstreeks aan, wat soms letterlijk leidt tot fictieve dialogen – ‘Nu denk
je: waaahaaaa. Wat een dier waaahaaaaa! Je denkt: het lijkt wel een aan elkaar
geplakt dier. Beetje hert. Beetje paard. Beetje zebra.’ Veel vaker nog mondt
die rechtstreekse aanspreking uit in vergelijkingen of in
gedachte-experimenten: ‘Je zult maar een onschuldig blaadje zijn. Dan word je
door die schrik-van-een-okapi-tong van je takje gehaakt, en daarna beland je
tussen nare tanden.’
‘Iets bijzonder bijzonders’
Dat leidt ons naar wat –
wellicht - de fascinatie voor dieren (bij auteurs) en dierenportretten (bij hun
lezers) uitmaakt. In hun nawoord geven de makers het aan: ‘Terwijl je over hem
las, heb je misschien ook aan mensen gedacht die je kent. Die ook niet
schreeuwen en ook niet op de voorgrond willen staan, maar waarvan je toch zo
blij bent dat ze er zijn. Okapi-achtige mensen zijn het, schitterend en stil.’
Misschien is dat wel wat de vele dierenportretten ons vertellen: hoe rijk en
divers de mensheid is. Al eeuwenlang bevolken antropomorfe wezens onze verhalen
en kennen we dieren menselijke trekken toe. Die menselijke blik uitschakelen
kunnen we niet, maar het lijkt erop dat we in een omgekeerde beweging steeds
meer graven naar dierlijke eigenschappen waarvan we denken ‘hé, dat heb ik
ook’.
Misschien helpt die benadering om mens en dier
gelijkwaardiger te maken. Veel waarschijnlijker nog helpt het om aan te tonen
hoe ongrijpbaar de menselijke aard is, en hoe graag we die willen vatten – een
gegeven dat volgens meerdere onderzoekers aan de grondslag ligt van onze honger
naar, ook fictieve, verhalen. Geen andere kunstvorm leidt ons zo direct naar de
binnenkant van het brein, naar het innerlijk van een ander. Geen wonder dus,
dat Van de Vendel en Van der Linden kozen voor de okapi, dat ‘mysteriedier’. ‘Of
de okapi nu je nieuwe lievelingsdier is of niet, je hebt hem een tijdje laten
rondstappen in je hoofd, je hebt aan hem gedacht.’
Amsterdam : Querido, 2015, 160 p. :
ill. ISBN 9789045117324
deze pagina printen of opslaan