Vanaf zes jaar

Mélanie Rutten: Nooit meer bang

door An-Sofie Bessemans

7+ - Voor wie de Franstalige jeugdliteratuur volgt of de bijdrage van Luc Battieuw las in de eerste Leeswelp van dit jaar, is de naam Mélanie Rutten (1974) niet nieuw. De Brusselse auteur is inmiddels aan haar zesde boek toe bij de Franse uitgeverij Éditions MeMo en mocht al verschillende bekroningen op haar palmares schrijven, waaronder de Prix Sorcières (vanuit de Franse bibliotheeksector) en de Prix Libbylit 2012 van de Franstalige Belgische Ibby-sectie voor ‘le meilleur album belge’. Vorig jaar verscheen L’ombre de chacun, dat onder meer in de prijzen viel bij de Prix Fernand Baudin (voor de best verzorgde boeken in Brussel en Wallonië) en de aandacht trok van de jury van de Bologna Ragazzi Award. De jury motiveerde de eervolle vermelding in de categorie fictie als volgt: ‘Een vloeiende, expressieve lijn en delicate, doorzichtige penseelstreken karakteriseren Ruttens hoogstpersoonlijke beeldtaal. Ze creëert een wereld van antropomorfe wezens en wandelende boeken die op de een of andere manier meteen overtuigen en ons meenemen in hun bizarre wereld, die vol warmte en vriendschap is.’
In oktober verschijnt L’ombre de chacun op de Nederlandstalige markt. De jonge Nieuw Zeelandse uitgeverij Book Island – die gerund wordt door de Vlaamse Greet Pauwelijn, zie De Leeswelp 2013, nr. 4 – nam daarvoor Katelijne De Vuyst (bekend als vertaalster van poëzie en romans voor volwassenen) in de arm. Het resultaat, Nooit meer bang, is vuurwerk, zowel visueel als op vlak van taal en verhaal.
Nooit meer bang is het vijfde boek dat Rutten zelf schreef en illustreerde. Daarvoor verscheen van het Belgische dubbeltalent al een vierluik, bestaande uit Mitsu, un jour parfait (2008); Okö, un thé en hiver (2010); Eliot et Nestor, l’heure du matin (2011) en Nour, le moment venu. Wie die tetralogie leest, zal er niet van opkijken dat Ruttens naam vaak in een adem wordt genoemd met die van Kitty Crowther, de Belgische winnares van de prestigieuze Astrid Lindgren Memorial Award 2010. De overeenkomsten tussen het werk van beide dames springen meteen in het oog: de karakteristieke vermenselijkte dierenpersonages, de witte achtergronden met daartegen sfeervolle huiselijke of natuurtafereeltjes, het gebruik van kleurpotloden… Binnen hun fantasierijke werelden spelen zich verhalen over gevoelens en relaties af. Of zoals Sophie Van der Linden zegt: ‘[Crowther en Rutten] bieden een opmerkelijke synthese tussen de uitdrukking van het intieme en de constructie van denkbeeldige werelden.’ De Franse jeugdliteratuurspecialiste stipt ook ‘hun gemeenschappelijke voorkeur voor de natuur’ aan, ‘hun sterke gehechtheid aan de notie van zelfontplooiing, hun humor of hun gevoeligheid, of de verfijnde wijze waarop ze hun gevoelens uitdrukken […]’. Volgens Van der Linden maakt Rutten deel uit van een stroming die door Crowther nieuw leven werd ingeblazen, maar teruggaat op onder meer het werk van Arnold Lobel (de verhalen van Kikker en Pad) en Kenneth Grahame (De wind in de wilgen) – meer hierover vind je in Van der Lindens artikel: ‘Petites narrations naturelles sur un fil’, Hors cadres nr. 12. Feit is dat Rutten, die zich na haar opleiding fotografie aan ESA ‘Le 75’ (Ecole Supérieure des Arts) in Brussel bijschoolde in de illustratiekunst en daarvoor onder meer bij Montse-Gisbert en Crowther workshops volgde, de invloed van haar leermeesteres nooit onder stoelen of banken heeft gestoken. Ze droeg haar debuut, Mitsu, un jour parfait, zelfs aan Kitty Crowther op. Nu haar eerste vierluik afgesloten is, verkent ze in Nooit meer bang nieuwe technieken en slaat ze nog zichtbaarder haar eigen weg in, een pad vol kronkels en betekenis.
Na de collage (in haar werk voor volwassenen) en het kleurpotlood ging Rutten voor Nooit meer bang aan de slag met Oost-Indische inkt, brou de noix (bruine inkt op basis van de bolster van een walnoot) en kleureninkt. De prenten zijn betoverend: de vurige kleuren lopen prachtig in elkaar over en maken de bonte groep personages en de setting tot een duidelijk en geloofwaardig geheel. Had haar vorige werk nog iets gezellig-schilderachtigs, dan is dit werk suggestiever en verder weg van het bekende. Drie dierenpersonages (Konijn, Hert en Kat) krijgen het gezelschap van een soldaat, een levend boek en een mysterieuze schaduw. Net als in haar vierluik deelt Rutten het verhaal in scènes in. Die zijn niet per se chronologisch en dat is belangrijk. Rutten laat het immers aan de lezer zelf over om interpretaties bijeen te puzzelen. Centraal staat Konijntje, dat in een mandje voor de deur van Hert terechtkomt. Hert ontfermt zich over het kleintje, en kort en gevoelvol wordt hun band verbeeld: kind en verzorger groeien samen in hun rol, waarbij voor Konijn het verlangen om voor altijd samen te blijven al snel botst met het verlangen om op te groeien. In de volgende scène (‘Soldaat’, zie voorpublicatie op de volgende pagina’s) is Konijn ‘nog niet veel groter’ geworden en wordt Soldaat geïntroduceerd. Met kleine, veelzeggende zinnen (‘Ik weet zeker dat je me nodig hebt’; ‘Nu ben je van mij’) en beelden (soldaat verwondt zichzelf; het zwaard dat eerst alles omhakt en wegmaait, wordt de reikende hand) en veel open plekken (hoe is Konijn in de kuil geraakt? Waarom voert Soldaat oorlog en snijdt hij zichzelf?) bouwt Rutten spanning en zijlijnen in het verhaal. Het tweetal ontmoet Kat, die zich bij hen aansluit. Want samen alleen blijven is makkelijker, zo zijn ze minder bang, ‘bijvoorbeeld om vulkanen te beklimmen’. Verder ontmoet Hert Boek, en vinden Soldaat, Kat en Konijn een ei. Als Konijn zich over het ei wil ontfermen, ‘lijkt de wereld om hem heen heel zachtjes te bewegen… Voorbij een bocht in de weg gaat een hele wereld open’. En daar rommelt de vulkaan die het drietal wil beklimmen...
Wat voor mij de grote kracht van Ruttens boek uitmaakt, is het wijdverbreide netwerk van betekenissen. Met krachtige, veelzeggende details in de illustraties (zoals Konijn die op zijn tippen gaat staan en takjes boven zijn kopje houdt om een gewei als dat van Hert te krijgen) en hints in de tekst waar voorlopig geen verdere verklaring bij wordt gegeven (‘Op een dag werd Boek aangevallen door een Soldaat. Hij wist niet waarom.’) weeft Rutten een rijk netwerk aan mogelijke betekenissen, die uitnodigt tot vele keren herlezen. Soms worden zinnen hernomen (‘Maar als ze lachen, weten ze niet wie er begonnen is.’) of beelden herhaald (de rijsttaart waarover Soldaat ‘s nachts vertelt, ligt de volgende morgen naast hem, en als het drietal de Schaduw van naderbij leert kennen, ruikt die naar rijstepap). Voortdurend wordt de lezer geprikkeld om metaforen (‘“Hoe weet je dat je groot bent?” vraagt Konijn. “Als je zelf knopen kunt leggen en losmaken”, zegt Soldaat.’) te ontdekken die haken aan een veelheid van thema’s. Daar zit ongetwijfeld groeien bij, bang zijn en vertrouwen, doorgeven (van volwassene op kind, van kind op volwassene, tussen vrienden...), afhankelijk zijn en grenzen trekken, samenwerken… De personages worden geconfronteerd met het onverwachtse, soms heel bruusk (wat versterkt wordt door de opbouw in scènes), reageren elk op hun manier en maken keuzes (wel of niet bij iemand blijven, verantwoordelijkheid opnemen of niet enz.). In die zin is het boek een heel getrouwe afspiegeling van het leven, waar iedere lezer wel een stukje van zichzelf in zal herkennen.
Veelbetekend is bovendien dat aan veel scènes een verhaal voorafgaat dat de lezer (nog) niet kent. Hoe belandde Konijn bijvoorbeeld in het mandje voor Herts huis? Het zijn gebeurtenissen die niet per se opgehelderd worden in dit boek, al vormt het boek wel een geheel (dat zoals zoveel goede verhalen wel opening biedt voor nieuwe verhalen). Interessant om te weten is dat in september bij MeMo La source des jours verschijnt, waarin een aantal van de personages uit Nooit meer bang terugkeren, de Schaduw en Hert duidelijker op de voorgrond komen en dat ons iets vertelt over hoe Konijn bij Hert terechtkwam. In het werk van de bedachtzame Rutten ontvouwen de betekenissen en de geheimen zich beetje bij beetje, boek na boek en lectuur na lectuur. Het is letterlijk literatuur die groeit voor de mens die groeit, en dat maakt haar werk heel duidelijk tot boeiende cross-overliteratuur.


Mélanie Rutten, Nooit meer bang, Book Island [S.l.], 2014, 56 p., ill. € 19,99. ISBN 9780994109811. Vert. door Katelijne De Vuyst. Distributie: Book Island

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2014

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri