Adolescenten

Paul Verrept, Berlinde De Bruyckere (ill.): De koningin zonder land

door Frauke Pauwels

14+ - Wie tijdens de huidige Biënnale van Venetië het Belgische paviljoen bezoekt, stapt binnen in een wereld van lichamelijkheid: witroze en blauwige tinten, knokels en beenderen, zwachtels en dekens... Het is het universum van Berlinde De Bruyckere, de Belgische kunstenares die in eigen land en daarbuiten ruim belangstelling en aanzien geniet. Ook al werkte zij deze keer niet met afgietsels van mensen of paarden en vormde een ontwortelde boom de basis, de structuur en vormen blijven erg herkenbaar. Ook nu roepen de gebruikte materialen, kleuren en compositie breekbaarheid op, lijden en verval.
Voor De koningin zonder land maakte Paul Verrept een selectie uit de tekeningen van De Bruyckere en plaatste die naast en tussen zijn eigen verhaal, waarin hij de thema’s uit haar oeuvre treffend weet te vatten. Ook hier krijgen lijden, sterfelijkheid en verval een plaats, zonder uit te monden in dieptreurigheid. Het mysterieuze, sterk zintuiglijke verhaal nodigt de lezer uit tekst en tekeningen meermaals te lezen en te interpreteren, zonder een betekenis op te dringen.

Verhullend portret

De tekening op de voorflap en die naast het titelblad, beide uit de reeks ‘Portrait’ (2004), leiden de lezer naar het ongrijpbare hoofdpersonage. Achter een sluier van haar lijken ogen op te lichten. Tegelijk suggereert de lijn van de kin een gezicht in profiel, en doen rozige lijnen langs het hoofd een perspectief van bovenaf vermoeden. Op de tweede prent komt de figuur dichterbij; achter het haar vermoed je een volledig gezicht. Toch wijkt zij terug en creëren de positie van het hoofd, de stand van ogen en mond en de afwerende schouderlijn afstand. Die veelzijdigheid en complexiteit is typerend voor de werken van De Bruyckere. De herkenbaarheid is bedrieglijk, wat je even dacht te weten, glipt zo weer weg. Meteen vermoed je achter dit onwezenlijke, bijna mystieke portret de verteller, een stem die onmogelijk kan zwijgen: ‘Ik moet vertellen.’
De ik-figuur doet het verhaal van een vlucht uit een koninkrijk, naar een andere plek waar zij en haar koninklijke ouders weliswaar aanzien genieten, maar niettemin vreemden blijven. Zelf vertrok ze als ongeborene uit haar thuisland, dat ze slechts kent uit verhalen en vanuit de buik van haar moeder ‘vaag, / doorheen haar vel, / in een waas van huid en regen en opspattende modder.’ Ze wordt onderweg geboren en wortelt nergens. ‘Ik zette geen voet op de grond.’ Het meisje blijkt over een bijzondere gave te beschikken, en kan in de toekomst en ‘door’ de ruimte zien. Zo zijn geschenken nooit een verrassing, weet ze van haar vaders dood voor de dienaar het bericht brengt en ontmoet ze een jongen die ver weg op de vlucht is voor oorlogsgruwel. ‘Hij is het,’ zegt de vrouw in wier ogen ze hem aantreft. De vrouw is een van de mensen die met steeds meer en van steeds verder komen om een beroep te doen op haar voorspellende gave, maar met deze vrouw en die jongen lijkt die rol te keren...
Het verhaal speelt zich niet af op een specifieke plaats en bevat slechts zeer vage tijdaanduidingen, zoals het bestaan van vrachtwagens en prikkeldraad. In combinatie met fantastische elementen zoals de gave van het meisje, de vlucht voor de zondvloed — de ‘schuimende wand die opsteeg uit de aarde, grauwgrijs als de zee’ — met een paardenkoets, het voortbewegen op stelten geeft dat het verhaal iets sprookjesachtigs. Daarnaast bevat het vele mythische elementen: de natuurramp waarbij de zee tekeergaat als een ‘razend oprukkend leger’, de paarden die ‘nog sneller galoppeerden dan de aarde terugschoof’, ‘tot het leek alsof ze vlogen’, de vader die zichzelf de teloorgang van zijn onderdanen en koninkrijk niet kan vergeven en wanhopig zoekt naar de status van reddende held, waarbij hij lange betogen houdt voor dieren en planten.

Hoop in de rampspoed

De verwijzingen naar natuurrampen, vluchtelingen en oorlog plaatsen De koningin zonder land in het rijtje van dystopieën die de hedendaagse literatuur zo druk bevolken. De afgewogen dosering ellende, de poëtische, schilderende taal en het samenspel met de tekeningen maken dat dit boek, hoe dun ook, daar een ruime plaats verdient. Verrept, die op de eerste plaats faam maakte als vormgever en illustrator, zet met deze tekst en selectie een sterk werk neer. Het is verbluffend knap hoe hij emoties en elementen uit het oeuvre van De Bruyckere in een heel eigen verhaal verweeft. Subtiel en eigenzinnig gaat hij aan de slag met paarden, vluchtelingen, onderweg zijn en tast hij, net als de kunstenares, lijden, verlies, verval en sterfelijkheid af in een tedere en tegelijk krachtige taal. Ondanks de vele onthutsende gebeurtenissen, de ellende, ziekte en dood, biedt het verhaal ook troost en houdt het slot de weg naar geluk open.
Spijtig dat het boekblok zo krap bemeten is: aan het einde ontbreekt een schutblad en in het laatste hoofdstuk werd de lettergrootte aangepast. Een boek als dit verdient de verzorgde vormgeving waarmee het wordt ingezet.
Gelukkig werd er — naar ik aanneem — niet in de tekeningen gesnoeid. Die tonen verwrongen lijven, huidskleuren in alle tinten roze en rood, openstaande monden, vervlochten lichamen. Vaak roepen ze beelden op die door De Bruyckere zijn gerealiseerd, en doen ze in die zin denken aan studietekeningen. Toch staan de tekeningen op zichzelf en vormen ze een wezenlijk onderdeel van haar oeuvre.
Ook uit dit boek zijn ze niet weg te denken. Op verschillende plaatsen in het verhaal wordt er een hele sequentie van opgenomen, waardoor de lezer gedwongen wordt ze te lezen als onlosmakelijk deel van het verhaal. Zo wordt het overlijden van de moeder en de kroning van de ik-figuur tot koningin gevolgd door vijf tekeningen uit de reeks ‘Parasiet’. ‘Ik stond als versteend, op mijn stelten, voor het eerst als koningin, kijkend in het niets, uitkijkend over het koninkrijk.’ De daaropvolgende tekeningen tonen een voorovergebogen lichaam waaruit lange rode en grijszwarte lijnen vertrekken. Die roepen associaties op met aders, bloedvlekken en — door de zijdelingse uitsteeksels — insectenpoten, een beeld dat ruim veertig pagina’s eerder is aangegeven voor de auteur: ‘Dienaars droegen mij rond, steltenlopers kwamen mij groeten, zelfs mijn huis zweeft nu in de hoogte, steunend als een paalwoning op lange muggenpoten.’ De getekende figuur lijkt uitdrukking te geven aan het verdriet en de eenzaamheid van de ik-verteller. Bij elke tekening lijkt dit lichaam sterker door te buigen, tot een grote zwarte vlek van hangend haar of donker verdriet het zicht op het lichaam bijna volledig wegneemt. ‘Ik verloor me in de beelden in mijn hoofd, in een doodse stilte.’

Prikkelende kennismaking

Deze uitnodigende wisselwerking en de intrigerende gelaagdheid van tekst en beeld kunnen voor de lezer een kennismaking vormen met hedendaagse kunst, die getuigt van de zinnelijkheid waarmee hun leven is vergroeid. In de omgang met jongeren valt steeds weer op hoe sterk het lichaam aanwezig is, en hoezeer dit uitdrukking moet geven aan wat hen bezighoudt. Het lijkt dan ook logisch dat ook literatuur dat probeert te vatten.
Verrept treft voortreffelijk die zinnelijke, sensuele toon, en sluit daarmee aan bij de stijl die in onze Nederlandstalige literatuur door Peter Verhelst gemunt is. ‘Onder de rots hadden de beukende golven een doolhof van tunnels en grotten gemaakt. Daaruit stegen geluiden op, overal in het land hoorde je gesis, geruis of vaag geprevel uit de grond opstijgen. [...] Sommige vrouwen en mannen beweerden dat ze de toekomst konden lezen in de klanken.’ Een kruisbestuiving van formaat.


Paul Verrept, Berlinde De Bruyckere (ill.), De koningin zonder land, De Eenhoorn Wielsbeke, 2013, 81 p., ill. € 17,5. ISBN 9789058388377. Distributie: WPG Uitgevers

Oorspronkelijk verschenen in de Leeswelp 2013

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri