12+ - Over de
systematische en meedogenloze isolering, vernedering en uitroeiing van Joden
tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn de nodige jeugdboeken verschenen. Toch zijn
het er voorlopig niet genoeg, zeker niet als een nieuw verhaal een licht werpt
op specifieke gebeurtenissen die niet vergeten mogen worden, zoals Bettie Elias
doet in Jongen zonder naam. Voor dit
verhaal liet Elias zich inspireren door wat zich afspeelde in de Dossinkazerne
in Mechelen, een plaats waar met name Joden vanuit verschillende plaatsen
naartoe werden gebracht met het doel om hen en masse per trein te transporteren
naar kampen in Duitsland en Polen. Mensen verbleven soms weken in deze kazerne,
waarin de slechte omstandigheden en wreedheden vergelijkbaar leken te zijn met
die in de kampen waar ze uiteindelijk terecht zouden komen.
De jongen zonder naam is Samuel, een twaalfjarige Joodse
jongen, die vol spanning een laatste nacht in zijn Antwerpse huis doorbrengt
voordat hij met z’n ouders, zus en grootvader door een kennis van zijn vader
naar een veiliger plaats gebracht zal worden. Hoe spannend zijn leven op dat moment
al is, wordt meteen aan het begin van het verhaal duidelijk:
‘De houten vloer kraakt onder zijn blote voeten. Hij durft
de lamp niet aan te steken. Zelfs het schemerlampje naast zijn bed niet, ook al
verspreidt het maar een zwak, geelachtig licht. Dat zou te gevaarlijk zijn,
zoals de laatste tijd alles te gevaarlijk is. Elke minuut van de dag is beladen
met angst.’
Helaas is hun vluchtplan ook bekend geworden bij de Duitse bezetter en wordt
het gezin door de Gestapo afgevoerd naar de Dossinkazerne. Daar wordt Samuel
nummer 362 en is zijn prachtige naam dus niet meer het eerste kenmerk van zijn
identiteit. Hoewel het verblijf in de kazerne op zich al stressvol is, heeft
Elias enkele elementen in het verhaal geweven die voor extra spanning zorgen.
Zo heeft Samuel in een opwelling de trouwring van z’n moeder verstopt, iets
waar een zware straf op staat. En hij ontmoet de aardige Herta, van wie Samuel
vermoedt dat ze met zéér verboden zaken bezig is. Tussen de belevenissen van
Samuel door staan vier korte hoofdstukken over wat Aaron, een Joodse jongeman,
meemaakt. Hij zit met niet-Joodse vrienden in het verzet. Twee dagen voordat de
trein waarin ook Samuel zich zal bevinden, naar het oosten gaat, vatten Aaron
en zijn vrienden het plan op om gevangen uit de trein te bevrijden. Zo zullen
de wegen van Samuel en Aaron elkaar kruisen.
Als
lezer wil je graag wat meer over Aaron’s leven lezen, maar Elias heeft er
blijkbaar bewust voor gekozen om deze verhaallijn zo kort mogelijk te houden.
De kracht van Elias ligt in de korte, krachtige zinnen waarmee ze dit
schrijnende verhaal vertelt. De nadruk ligt op de beschrijving van
gebeurtenissen, maar er is ook ruimte voor overdenkingen van Samuel en voor
zijn innerlijke groei in korte tijd. Het onbegrijpelijke van het leed wordt
bijvoorbeeld duidelijk gemaakt door enkele vragen die Samuel zichzelf
stelt:
‘Waarom zijn ze zo tegen ons?
Wij, de Schweine Juden. Wat hebben we dan fout gedaan? Papa ging elke dag werken
in het lederwarenfabriekje en heeft met zijn spaarcenten een viool voor mij
gekocht. Mama is altijd thuisgebleven om voor Johanna en mij te zorgen en
kookte elke dag verse soep. […] Johanna is altijd een goede studente geweest en
haalde hoge punten. Tenminste toen Joden nog naar school mochten gaan. En ik
deed ook mijn best op school. Meestal toch. […] Waarom worden we nu als beesten
behandeld? Weggejaagd uit onze huizen? Waarom verraden mensen ons? Zelfs goede
kennissen.’
In een nawoord licht Elias toe welke feiten haar voor haar verhaal hebben
geïnspireerd en geeft ze enkele schriftelijke en digitale bronnen. Een
detailopmerking: Samuel stort zich aan het eind van het verhaal hongerig op
brood, eieren en spek. Niet echt waarschijnlijk in het geval van een Joodse
jongen, maar extreme honger maakt blijkbaar niet alleen rauwe bonen, maar ook
spek zoet.
Leuven : Davidsfonds 2015, 149
p. ISBN 9789059086845
deze pagina printen of opslaan