Al bij het verschijnen van zijn debuut Vederland (2004) werd Jan De Leeuw als een geheel nieuwe stem in de
Nederlandstalige kinder- en jeugdliteratuur onthaald. Terecht overigens, want
in romans als Het Nachtland, Midzomernachtzee en Rode sneeuw zou de auteur zijn stijl steeds verder bijschaven en
durfde hij met genres en narratologische principes experimenteren. In Bevroren kamers en Vijftien wilde zomers staat een teveel aan ideeën en de sterke hang
naar het experiment-om-het experiment een gedegen uitwerking van het verhaal
meermaals in de weg. Na een relatief windstille periode heeft Jan de Leeuw een
nieuwe uitgever, De Eenhoorn, en verschijnt Babel,
een bijna vijfhonderd pagina’s tellende turf.
Het onooglijke weesmeisje Naomi
wordt ‘gepromoveerd’ tot goedkope arbeidskracht in de toren van Babel, ‘het
centrum van de wereld’. Letterlijk dan, want het majestueuze gebouw werd door
Abraham Babel opgericht ter bescherming van zijn kleindochter Alice. Na een
aanslag, waarbij Babel zijn vrouw en zoon verloor -- en Alice dus haar ouders
-- is zij aan bed en rolstoel gekluisterd. De toren vormt als mini-maatschappij
een sterk uitgewerkte metafoor, waar een strikte hiërarchie heerst, met uitgesproken
veiligheidsvoorschriften. Schijnbaar toevallig wordt Naomi geselecteerd als
‘officiële gezelschapsdame’ van Alice. Ze komt er letterlijk in een wespennest
van intriges, onverwachte ontmoetingen en verzinsels terecht. Na een moeizame
toenaderingspoging, blijkt dat het lot van beide meisjes op meerdere vlakken
met elkaar verbonden is. Tegelijkertijd blijft Naomi’s ware identiteit lange
tijd een mysterie, zowel voor Alice als de lezer. De Leeuw biedt slechts
sporadisch snippers informatie over Naomi’s verleden, dat sterk met dat van
Alice verbonden blijkt.
Een korte proloog
niet te na gesproken, begint ‘Babel’ ‘in medias res’. Om de lezers toch de
nodige voorkennis te verschaffen, wordt de verhaallijn soms onderbroken met
passages die de personages en gebeurtenissen kaderen. Via uittreksels uit het
boek ‘Babel, een Droom van Macht’ krijg je belangrijke puzzelstukjes, die nog
tot een samenhangend geheel gecombineerd moeten worden. Bovendien wordt elk
hoofdstuk ingeleid door een tarotkaart; de betekenis ervan wordt in enkele
kernwoorden gevat die vervolgens de sfeer van het hoofdstuk mee bepalen.
Naomi maakt eveneens
kennis met de mysterieuze Samuel Lichtenstern, raadsman van Abraham Babel, die
zichzelf ‘de duivel in de duisternis’ noemt. Al te duidelijk als antagonist
geportretteerd, wordt Babels zogenaamde rechterhand al gauw te veel een cliché.
Daarmee is hij echter een uitzondering, want De Leeuw als psycholoog overtuigt
verder met complexe karakters en doet zo een geslaagd appel aan de empathische
vermogen van de lezer. De spitsvondige dialogen, vaak op het scherp van de snee
gevoerd, verlenen de personages reliëf. Via de sterk uitgewerkte spanningsboog
dringt zich de vraag op of Babels hoogmoed net zoals in het Bijbels verhaal
voor de val zal komen. Het lijkt er alleszins op wanneer de megalomane oude man
zijn grip op de realiteit lijkt te verliezen.
De Leeuw laat inhoudelijk nogal wat interessante zaken onbenut,
maar ook stilistisch is Babel
onevenwichtig. De auteur slaagt er niet in om 500 bladzijden te blijven boeien.
Aanvankelijk bedient De Leeuw zich nog van ronkende volzinnen, met de nodige
vaart geschreven, die de kritische verwijzingen naar onze maatschappij
ondersteunen. De impliciete verteller hekelt onze op uiterlijk vertoon gerichte
maatschappij, waar rijkdom slechts voor de ‘happy few’ is weggelegd. Het levert
bijwijlen een snedig relaas over grenzen, vrijheid en vooroordelen op. De
passages gewijd aan het geloof blijven daarentegen te zweverig. Het amalgaam
aan Bijbelse namen en motieven, in combinatie met verwijzingen naar sprookjes,
biedt een interessant potentieel, dat de Leeuw slechts ten dele benut. Niet
alle verwijzingen evolueren tot betekenisvolle motieven, evenmin worden ze
altijd functioneel ingezet. Naarmate het verhaal vordert, vervalt het meermaals
in een gezapig vertelritme. Het verhaal gaat nergens echt irriteren of
vervelen, maar maakt de roman er ook niet boeiender op.
Je zou Babel een ruim uitgevallen puzzel kunnen noemen, waarbij aandachtige
lezers uit de snedige dialogen, halve waarheden en (Bijbelse) verwijzingen het
verhaal van Alice en Naomi moeten destilleren. Een interessante opzet, die echter
niet sterk genoeg uitgewerkt is. De groots opgezette apotheose, die 500
bladzijden lang wordt voorbereid, wordt snel afgehaspeld, in een zwak en
ongemotiveerd slot. Bijzonder jammer.
Wielsbeke : De Eenhoorn 2015,
493 p. : ill. ISBN 9789462910539
deze pagina printen of opslaan