Stel: je schrijft een boek dat zo bejubeld en bekroond is als Het raadsel van alles wat leeft (en de stinksokken van Jos Grootjes uit Driel). Kan je dan je angst naast je neerleggen om het minder goed te doen en al je talent in de schaal leggen om aan een opvolger te werken?
Ja, dat kan. In het pas
verschenen Het wonder van jou en je
biljoenen bewoners rijgt Jan Paul Schutten opnieuw denkoefeningen, vragen,
vergelijkingen, historische verhalen, wetenschappelijke onderzoeken en feiten
aan mekaar, en kruidt Floor Rieder die tekst met illustraties in diverse vormen
en soorten. Vormelijk en inhoudelijk is het boek op dezelfde leest geschoeid als
het vorige. Elk hoofdstuk opent met een, ditmaal niet zeshoekig, maar
cirkelvormig, ‘embleem’, en is gebouwd op een ketting van vragen, waarbij de
tekst is doorspekt met talrijke illustraties.
Floor Rieder tekende opnieuw
voor een cover met een wirwar van figuren, in dit geval aders, hart, hersenen,
longen, bekkenbodem en tal van andere ingewanden, cellen en ander lichamelijks…
Het is een zoekplaat op zich, en de vormen lenen zich geweldig goed voor de
stijl die Rieders eerdere werk zo typeerde. Ook binnenin zet ze cellen,
ingewanden en aders om in patronen die vormelijk erg overtuigend zijn. <br
/>
Ook Schutten is
opnieuw in goede doen. Het moet een huzarenstukje zijn geweest. Want waar begin
je? Bij het puntje van je neus? Bij de kleine teen? Schutten maakt deze
bedenking op p. 33 ook zelf – na ‘de race van je leven’, over de conceptie, een
‘spoedcursusje scheikunde en biologie’ en een tocht door de cellen mét aanval
van virussen. Dat ‘alles met alles te maken heeft’, heeft hij tegen dan dus al
ruimschoots bewezen, en de beslissing ‘Weet je wat? We beginnen gewoon overal’
lijkt op dat punt niet meer dan logisch.
Die samenhang binnen het
menselijke lichaam is een gegeven dat Schutten onvermijdelijk wel eens in de
weg moet hebben gezeten, en (het gebrek aan) gekozen structuur zou een punt van
kritiek kunnen vormen. Waar Het raadsel
van alles wat leeft toeliet om een min of meer chronologische lijn te
volgen, is een dergelijke voor de hand liggende structuur hier veel minder
aanwezig. Vaak worden informatieve jeugdboeken over het lichaam opgehangen aan
de zintuigen, maar dan ga je natuurlijk al snel voorbij aan dieperliggende
structuren en samenwerkingen. De keuze van Schutten getuigt van zijn sterke
vertelkunst: op geregelde momenten last hij ‘motoren’ in die de vertelling
voortstuwen, zoals wanneer hij de lezer als denkoefening in een cel laat
kruipen en die belaagt met een aanval van virussen, of wanneer hij met de
setting ‘Het is middernacht op een donker kerkhof’ ruimte schept voor een
verhaal over gestolen lijken en het anatomische onderzoek van Vesalius.
Zijn vertelstijl is
onmiskenbaar dezelfde: dezelfde vertrouwelijke verteltoon, met veel beeldspraak
en uitstappen naar een bekende belevingswereld. Toch verbergen de titels een
verschuiving in houding: waar Het raadsel
van alle dingen vanuit sterke verwondering sprak en onderzoekend op weg
ging naar antwoorden op vragen, spreekt Het
wonder van jou veel meer vanuit bewondering over schijnbaar vaststaande feiten.
Het lijkt alsof hij – onder druk van het veld? – op een wat jonger doelpubliek
heeft gemikt, en daarvoor nu en dan te nadrukkelijk door de knieën is gegaan.
Enkele keren glipt er zelfs een ergerlijk toontje in dat de kloof tussen ‘wij’,
de eenvoudige lezers, en ‘zij’, de elitaire wetenschappers ontoelaatbaar
vergroot. Door op te merken dat wetenschappers ‘zo nodig voor alles een
moeilijk woord gebruiken’ laat Schutten kansen liggen en schept hij zelfs een
foutief beeld. Al geeft hij in het dankwoord toe ‘ook maar een eenvoudige
kinderboekenschrijver’ te zijn - opnieuw bedenkelijke beeldvorming - en
gesteund te hebben op de hulp van velen, zulke opmerkingen zijn in een boek dat
wetenschap net dichter bij kinderen moet brengen, moeilijk te tolereren. En kan
een ironische opmerking als ‘Kijk aan zulke wetenschappers heb je nog eens
wat’, bij het onderzoek van Unger naar het knakken van vingers, door een minder
ervaren lezerspubliek juist geplaatst worden?
Gelukkig weegt deze houding niet
de hele tijd door, en eindigt Schutten met een opmerking die ruimte schept voor
een toekomst waarin probleemoplossend denken een belangrijke rol kan
spelen:
‘Misschien krijgen mensen die
denken dat we niet meer door ziekte of ouderdom dood hoeven te gaan, dus
inderdaad gelijk. Alleen… waar laten we al die mensen? We zijn nu al met 7,3
miljard mensen op aarde! Dat wordt nog een behoorlijke dobber in de toekomst.
Maar als we niet meer doodgaan, hebben we in elk geval genoeg tijd om daar een
oplossing voor te bedenken…’
Dat hij met deze slotbedenking ook een ethische discussie
opent, lijkt niet toevallig. Ook in Het
raadsel van alles wat leeft maakte Schutten plaats voor de verhouding
tussen wetenschap en religie. Bovendien trekt die bedenking de discussie wat
open. In de rest van Het wonder van jou
is de toon immers sterk deterministisch. Een tussentitel als ‘waarom je niets
zelf kunt bepalen’ wordt immers maar beperkt tegengesproken in ‘waarom je toch
slimmer kunt zijn dan je brein’ met ‘Zo wint je mensenbrein het van je
reptielenbrein.’ De enkele keren waar Schutten de grenzen met psychologie
aftast, lijkt de medische of neurologische wetenschap te overwinnen en krijgen
hippocampus, hypothalamus, activiteit van de hersenen en chemische stoffen de
absolute hoofdrol in ons denken en handelen. De ambitie om een omvattend boek
te schrijven over het menselijke lichaam is uiteraard niet gering, en de
beperkte aandacht voor deze vragen is wellicht ook ingegeven door de gekozen
focus en beschikbare ruimte.
Net als in Het
raadsel van alles wat leeft bieden de illustraties van Floor Rieder flink
wat tegenwerk door kritische prikjes of humoristische toevoegingen – al werken
ze op de eerste plaats ook méé. Floor Rieder verstaat als geen ander de kunst
om met respect voor de werkelijkheid grafisch sterke figuren te creëren, en
biedt zo een verfrissende aanpak van het anatomisch tekenen. Daarbij spelen
vooral de lijnvoering en het kleurgebruik een belangrijke rol. De humor uit
haar illustraties komt wat minder tot zijn recht dan in Het raadsel van alles wat leeft – al is humor uiteraard een erg
subjectieve zaak. Ook hier combineert Rieder registers en koppelt ze taalspel
aan visuele weergaves: zoals in de tekening waarin ze slaapfasen en uren slaap
voorstelt op een x- en y-as en op de pieken, afgebeeld als bergspitsen, een
skiër plaatst die uitroept ‘waar is m’n rem-slaap?’. Leuk is ook het
intervisuele spel met Het raadsel. Zo
komt Jos Grootjes niet meer voor in de tekst, maar krijgt hij op verschillende
plaatsen een plek in de illustraties, rust op het kerkhof nog steeds hetzelfde
pantoffeldiertje en bevat ‘de paniekkrant’ over het lymfestelstel een
advertentie met verwijzing naar beide boeken onder de slogan ‘word nog
slimmer’. Rieder is op haar best in de ‘priegeltekeningen’ waarin allerlei
elementen worden samengebracht, als in rariteitenkabinetten, apothekerskasten…
Knap hoe zij binnen een volgehouden stijl opnieuw weet te verrassen.
Terugbladerend en
–lezend geraak ik steeds meer overtuigd van het ontzettende vakmanschap van
schrijver en illustrator. Fans van Het
raadsel van alles wat leeft weten wat op de boekenlijst gezet – en Het wonder van jou en je biljoenen bewoners
heeft alles in zich om een nieuwe en brede schare lezers te bereiken. Met een
parafrase op de uitspraak ‘Want geboren worden is al knap, maar in leven
blijven is nog veel knapper’ kunnen we stellen: ‘Want een eerste vernieuwend
informatief boek maken is al knap, maar een geslaagde opvolger uitbrengen is
nog veel knapper’.
Haarlem
: Gottmer 2015, 160 p. : ill. ISBN 9789025752026
deze pagina printen of opslaan