3+ - Pas geboren lijken kalfje en veulentje hulpeloos als
mensenkinderen: ‘Kalfje, veulentje, net geboren./ Slijm in hun bekje en ogen en
oren.’ Maar dat duurt niet lang. De dierenarts wrijft ze droog met stro en hun
moeder likt ze, waarna ze wankel overeind komen. In Kalfje, veulentje wordt duidelijk hoe hun moeder hen helpt om zowel
letterlijk als figuurlijk op eigen benen te staan. Zo kunnen ze zich
uiteindelijk ook van haar zorgen losmaken.
Edward van de Vendel vertelt het
verhaal in breekbare rijmen, die af en toe wel wat geforceerd klinken, zoals in
de volgende regels: ‘zo staan ze op. Het lukt maar net./ Eventjes lijken ze een
bouwpakket.’ Of ‘kalfje, veulentje, van stokjes gemaakt./ Totdat hun neus hun
moeder raakt.’
De schikking van de versregels zorgt voor een aparte spanning. Elke regel staat
op een aparte dubbele pagina, waardoor je telkens een blad om moet slaan om de
rijmende regel te lezen. De tekst bevat bovendien veel enjambementen en ook die
doen je doorlezen:
‘totdat ze zuigen.
Melk. Zoet.
Daarna zien we het pas goed:
kalfje, veulentje,
nu zijn ze dier.
Nu zijn ze echt.
Nu zijn ze hier.’
De realistische waterverfschilderijen hebben iets van een
schetsenboek met studies van een kalf en een veulen in allerlei houdingen. Vaak
worden kalfje of veulentje bij hun moeders afgebeeld. Doordat deze laatste maar
gedeeltelijk zichtbaar zijn, gaat alle aandacht naar de kleine dieren.
Vertederend, dat wel, maar toch wat mager als verhaal.
Wielsbeke : De Eenhoorn 2015, [28] p.
: ill. ISBN 9789462910591
deze pagina printen of opslaan