8+ - Met Laat in november neemt Tove Jansson afscheid van haar reeks over de Moemins. Deze
nijlpaardachtige figuurtjes zijn in onze contreien vooral bekend van de
gelijknamige televisiereeks uit de jaren negentig, maar in werkelijkheid
veroverden ze al in 1945 de Finse harten. In De Moemins en de grote overstroming (1945 – heruitgegeven in 2014
ter gelegenheid van de 100ste geboortedag van de auteur) maakt de lezer voor het eerst kennis met de familie
en de plek waar ze aan hun thuis zullen timmeren. De Moeminvallei groeit
tijdens de volgende avonturen uit tot een idyllisch oord waar vriendschappen
voor het leven worden gesmeed. In Laat in
november besluiten de kleine Toft, de poetszieke Filifjonka, de dommige
Hemuul, de muzikale Snuisterik, de kokette Miezel en de verstrooide
Krakkemikkel elk afzonderlijk dat de tijd rijp is om hun favoriete gezin met
een bezoekje te verrassen.
Een verrassing blijkt het
zeker. Niet alleen voor de lezer die de Moemin-verhalen kent, maar ook
voor de reizigers zelf. De Moemins zijn namelijk nergens te bespeuren. En dat
op een moment waarop de nood aan een gezellige babbel het hoogst is. In de
eerste helft van het verhaal laat Jansson elk personage in een eigen
hoofdstukje nadenken over (de nutteloosheid van) hun eenzame bestaan, met soms
een existentiële crisis tot gevolg.
Wanneer alle personages in een
tweede deel gezamenlijk de terugkeer van het gezin afwachten, wordt het pas
echt interessant. Wie zich alsnog aan een groots avontuur verwacht, bijt de
tanden stuk. En toch is de spanning te snijden: Jansson speelt de
persoonlijkheden van de gasten voortdurend tegen elkaar uit. Tijdens een
etentje in openlucht bereikt de confrontatie een hoogtepunt. Zelfs Toft, beter
bekend als de kleine Homs, slaat iedereen met verstomming wanneer hij het grote
Beest in zichzelf ontdekt:
‘Kijk eens aan!’ zei Miezel verbaasd. ‘De kleine Homs laat
zijn tanden zien!’
[…]
‘En de kleine Homs is altijd
zo beleefd’, zei Filifjonka verongelijkt. ‘Wat een zonde van het uitstapje!’
‘Nu moet je eens goed luisteren, Filifjonka’, zei Miezel ernstig.
‘Ik denk niet dat je Mamamoem wordt als je de keukentafel buiten neerzet.’
Tel bij
dergelijke uitbarstingen het gure herfstweer op en je krijgt een sombere
bedoening. Toch nuanceert Jansson de weemoedige sfeer aan de hand van
humoristische, soms laconieke toevoegingen. En net hierin schuilt de kracht van
dit boek. Zo besluit Filifjonka tijdens een hachelijke poetsonderneming dat ze ‘’iets
heel anders [gaat] worden dan een Filifjonk’, maar haar zucht naar verandering
wordt meteen als aanstellerij ontmaskerd:
‘[Filifjonka’s gedachten] waren warrig van de wanhoop en
zinloos, want een Filifjonk kan natuurlijk nooit iets anders worden dan een
Filifjonk.’
De
rol van komische kampioen is echter weggelegd voor de oude brompot Krakkemikkel
die met zijn opvallend snelle reactievermogen voor ronduit absurde situaties
zorgt.
Janssons
pentekeningen versterken bij momenten de tragikomische ondertoon, zoals wanneer
de Hemuul ronddanst in de regen of wanneer Filifjonka zich met krulspelden in
het haar een calimerocomplex aanpraat. Toch ogen de illustraties flets en
veeleer decoratief in vergelijking met Janssons originele tekenwerk uit de
feestelijke heruitgave van De Moemins en
de grote overstroming. Dat Clavis de covers van alle vertalingen van een
uniforme look met treffende illustratie heeft voorzien, vormt een pluspunt voor
de verzamelaar. Maar laat het allerlaatste Moemin-boek geenszins in de
boekenkast verstoffen. Kruip ermee voor de haard en lees het voor aan je
opmerkelijke huisgenoten. Gegniffel gegarandeerd.
Hasselt:
Clavis 2015, 167 p. : ill. ISBN 9789044825916
deze pagina printen of opslaan