5+ - ‘Op een dag werd mijn zus Virginia wakker in een wolfse bui.
Ze maakte wolfgeluiden en deed rare dingen…’, zo begint verteller Vanessa haar
verhaal. In bed ligt een donkere gedaante, op de vloer een stukgeslagen wekker.
Zelfs naar de tsjirpende vogels haalt Virginia uit. En het schurende geluid van
een tandenborstel en de zonnige kleur van Vanessa’s lievelingsjurk maken het
meisje zo mogelijk nog meer van streek. Uiteindelijk kruipt Vanessa mee in bed
en ontdekt ze waar haar zus van droomt. Terwijl Virginia opnieuw indommelt,
schildert Vanessa Bloesembes, een paradijselijke tuin die naar rozen en
cupcakes geurt.
Met Virginia Wolf mikken Kyo
Maclear en Isabelle Arsenault op een breed publiek. Ervaren lezers herkennen de
tekstuele knipoog naar Virginia Woolfs turbulente leven, maar op de wolfse
sprookjestraditie pikken ook jongere kinderen in. Verrassen doen auteur en
illustrator echter met hun uitgebalanceerde kijk op neerslachtigheid en verscheidenheid,
ook al verkenden ze in hun eerste gezamenlijke prentenboek Spork (2010) gelijkaardige thematieken.
Nu eens beeld zonder klank, dan
weer oorverdovend gehuil. In tweeëndertig pagina’s weet het auteursduo Virginia’s
depressie in al haar facetten te belichten, en dat op een metaforische, maar
tegelijkertijd toegankelijke wijze. Vanessa becommentarieert haar
overpeinzingen in bed als volgt:
‘We waren twee stille
bulten onder de kussens. […] We keken uit het raam en staarden naar de hemel.
We zagen de wolken: een gevlekte zeilboot, een vliegende lama en een drijvend
kasteel.’
Vanessa’s ingetogen
beschrijvingen en voorzichtige vragen geven niet alleen blijk van een
aandoenlijke zusterliefde, maar vormen ook een mooi contrast met Virginia’s
stormachtige reacties die in bijpassende handgeschreven blokletters worden
weergegeven.
Beeldrijk
is ook de spread waarop Virginia’s geschreeuw tot een neerwaartse spiraal
leidt. Niet alleen het meisje zelf, maar ook haar zus en alle spullen uit de
slaapkamer raken erin verzeild. Arsenault vult de hele ruimte met donkere
inktsilhouetten en laat het gele confetti regenen — ook Vanessa’s zomerse
jurkje blijkt aan flarden gescheurd. Het wolfse tafereel gaat met een soort
aftelrijmpje gepaard, dat ook in Siska Goeminnes vertaling een krachtige
uitwerking kent:
‘Het hele huis zonk weg.
Boven werd onder.
Klaar werd vaag.
Fleurig werd
treurig.’
Een spitsvondige variatie op
deze spread duikt op nadat Virginia uit haar roes ontwaakt. Niet alleen de
kleurschakering, maar ook de richting is gewijzigd: pastelgeel verdrijft
grijsblauw en de inktsilhouetten vliegen hemelwaarts.
Tegelijkertijd is Virginia Wolf
een ode aan de artistieke verbeelding. Vanuit een romantische logica —en met
oog voor een woordmopje— legt Maclear het titelpersonage de volgende woorden in
de mond:
‘Als ik zou vliegen, dan reisde
ik naar een perfecte plek. Een plek met cupcakes en prachtige bloemen en
schitterende bomen om in te klimmen en zeker geen pechvogels.’
Het is op deze fantasievolle en idyllische gedachten dat
Vanessa voortborduurt. Met een penseel in de aanslag tovert ze Bloesembes en
een glimlach op het gezicht van haar zus tevoorschijn. De gedroomde tuin
herinnert bovendien aan de levendige krijttekening uit Mary Poppins en ook aan
Alices wonderland. Er huppelt zelfs een gekostumeerd konijn voorbij. Zowel
Arsenaults kleurrijke collages, inclusief cupcakevulkanen en zuurstokbloemen,
als Maclears poëtische toelichting bij Vanessa’s werkproces overtuigen om ook
zelf een verfdoos boven te halen. De auteurs presenteren creatieve activiteit
als een uitstekende remedie tegen baaldagen, getuige daarvan ook het
to-do-lijstje ‘Enkele dingen die helpen tegen een wolfse bui’ dat aan het
eigenlijke verhaal voorafgaat.
De volgende morgen wordt Virginia echter met de realiteit
geconfronteerd: ‘De bloemen zijn slap’, ‘De bomen zien eruit als lolly’s’ en
‘Die struik lijkt op een olifant’. Net wanneer Vanessa vreest dat haar zus in
een wolfse bui zal hervallen, drukt Virginia haar appreciatie uit en zegt ze
haar zwarte silhouet vaarwel: ze kijkt nu met andere (lees: schaapachtige) ogen
naar de wereld en haar puntige oren hebben de vorm van een enorme blauwe strik
aangenomen. De artistieke ervaring fungeert zelfs als een opstapje naar de
buitenwereld: ‘Kom, we gaan buiten spelen.’ Die werkelijkheid vertoont echter
opvallend veel overeenkomsten met Vanessa’s schilderachtige landschap.
Snoepjesbloesems tref je er niet aan, en de konijnen rennen er kostuumloos
rond, maar even groen, fleurig en vredelievend blijkt die echte wereld wel.
Blootsvoets en met een blos op de wangen huppelen de zussen de zon en hun
toekomst tegemoet.
Deze net iets te idyllische
eindnoot doet echter geen afbreuk aan Maclears en Arsenaults stilistische
verfijning en veelzijdige blik op depressie. Daarenboven wordt de lezer
uitgenodigd om de eigen rauwe kantjes, maar ook die van anderen mild te
beoordelen. Want er schuilt toch een wolf in elk van ons?
Wielsbeke : De Eenhoorn 2016, 40
p. Vert. van: Virginia Wolf door Siska
Goeminne. ISBN
9789462911284
deze pagina printen of opslaan