7+ - Een kamp tussen hooibalen, briefjes uitwisselen via bomen,
aardbeien plukken in het wild: als kind werd ik geïnspireerd door de
dicht-bij-huis-avonturen uit Kinderen van
Bolderburen of Superdetective
Blomkwist van Astrid Lindgren. Ook vandaag blijven auteurs uit het Noorden
kinderspel voeden met ‘milde’ avonturen – soms lijkt het wel alsof de nabijheid
van zoveel natuur een ander type spel opwekt.
Waren er enkele jaren geleden De wonderlijke lotgevallen van Olle en Lena
en De geheime brief van Tonje van
Maria Parr, dan is er nu alweer het tweede boek van Håkon Øvreås en illustrator
Øyvind Torseter. Net als in Bruno wordt
een superheld speelt Arthur wordt beroemd
zich af in een klein dorp waar iedereen mekaar lijkt te kennen, en waar het
dorp als vanzelfsprekend overgaat in bos, meer of rivier. Centrum van de actie
vormt deze keer het dorpswinkeltje, waar Arthur, Bruno en Louise plannen
smeden, spioneren en misdaden oplossen. Dat klinkt gewichtiger dan het lijkt:
Øvreås slaagt er opnieuw in het kindperspectief goed te vatten, en heeft geen
grote en onwaarschijnlijke ontdekkingen nodig om spanning te creëren. Vanuit
het kinderspel waarbij het bekende vriendengroepje nieuwe inwoners bespioneert
ontstaat ‘misdaad’ op kindermaat. Met zijn hang naar roem gaat Arthur over de
schreef: hij ‘leent’ de prijskip van de burgemeester om ze nadien terug te
vinden en zo de krant te halen, maar plotse heftige koorts zet een streep door
zijn plannen en laat de kip over aan een ‘echte’ dief.
Arthur wordt beroemd mist de emotionele spanning die in Bruno wordt een superheld werd
veroorzaakt door het overlijden van de opa. Toch speelt ook onder dit avontuur
een voorzichtige verkenning van de menselijke psyche. In de dialogen en de
verhaallijn komt naar voren hoezeer Arthur op zoek is naar een plaats voor
zichzelf en hoe hij zich in de kijker probeert te werken met kleine leugens en
stoere praatjes. Het nieuwe meisje op wie hij indruk probeert te maken, is in
hetzelfde bedje ziek, wat Øvreås op een schitterend subtiele manier duidelijk
maakt.
Het is
de vraag of jonge lezers met minder socio-emotionele bagage erin slagen een
dergelijke wenk en Arthurs opmerkingen te vatten. Toch schuilt precies in deze
niet-duidende stijl de kracht van Øvreås’ boeken: het kind wordt ernstig
genomen, als personage en als lezer. Ouders staan er langs de zijlijn, niet
controlerend, tegenwerkend of betuttelend, maar zacht ondersteunend, een
houding die ook de auteur zelf aanneemt.
Mooi is ook de wisselwerking met
de illustraties, die soms overlappend maar vaker nog aanvullend worden ingezet.
Beperkt aangebrachte kleuren wekken de prenten tot leven, die in eenvoudige,
soms slechts suggestieve lijnen personages en omgeving schetsen. Knap is hoe
vanzelfsprekend divers die zijn: zo zit Arthurs moeder in een rolstoel, maar
wordt dat nergens in de tekst gemeld.
De achterflap noemt Arthur wordt beroemd het vervolg op Bruno wordt een superheld, maar kan
makkelijk los daarvan gelezen worden. Als er al aan het vorige boek wordt
gerefereerd, dan is dat steeds met voldoende context, bijvoorbeeld wanneer
Arthur, Bruno en Louise opnieuw hun superheldenrol aannemen. Ook vormt dit boek
niet zomaar een doorslagje van het eerste: elk personage krijgt steeds meer een
eigen identiteit en die kleurt dan ook het avontuur waartoe die persoonlijkheid
leidt. Benieuwd hoe en wanneer (B)louise haar weg naar een nieuw boek vindt.
Boeken die het jonge kind en zijn leefwereld zo ‘los uit de pols’ en zonder
veel pretentie weten te vatten, zijn er nooit genoeg.
Amsterdam : Querido 2016, 196 p.
Vert. van Svartle door Edward Van de Vendel. ISBN 9789045119496
deze pagina printen of opslaan