4+ - Vreemd, dat het prentenboek De appel van Magritte een sticker draagt met de vermelding ‘Een
bijzonder prentenboek over kunst en surrealisme’. De cover van het boek ademt
immers ook zo de inhoud. Schilderijlijsten met allusies op Magrittes werk zijn
zo geordend dat ze de vorm aannemen van een man die, arm uit de kader, aan een
ander werk schildert, waarbij een groene appel een bolhoed vormt. Beknopter kan
je surrealisme bijna niet schetsen, en met de iconische pijp, appel en bolhoed
is ook de referentie aan de schilder Magritte duidelijk.
Dit spel met lagen en
verwijzingen naar werk en werkelijkheid vormt ook de rode draad doorheen het
boek. Zoals wel vaker in prentenboeken die worden opgebouwd rond een
kunstenaarsoeuvre, volgen we het personage René, ‘een schilder die niet kan
schilderen. Hij weet wel hoe het moet, hij weet alleen niet wat’. Eerder dus
dan aan de slag te gaan met de beeldtaal van Magritte en daar een eigen verhaal
mee te creëren, zoals bijvoorbeeld Thé Tjong-Khing deed met de beeldtaal van
Hieronymus Bosch in Bosch. Het vreemde
verhaal van Jeroen, zijn pet, zijn rugzak en de bal…, stelt Klaas
Verplancke de kunst als kunst centraal. Hij probeert de ontstaansgeschiedenis
van Magrittes oeuvre te vatten en vorm te geven aan de stroming ‘surrealisme’.
Door de manier waarop Verplancke werkelijkheid, droom en weergave door mekaar
laat vloeien, is hij daarin ook goed geslaagd. De appel van Magritte leunt zo een pak dichter aan bij het
informatieve genre dan Meneer René
van Leo Timmers (2010), een prentenboek dat weliswaar ook duidelijk aan het
werk van Magritte alludeerde, maar toch op de eerste plaats een fantasieverhaal
was over kunst en liefde.
Klaas Verplancke maakte het boek in opdracht van het Museum
of Modern Art, New York. De keuze voor deze illustrator is allicht geen toeval
– en pakt uitstekend uit. Er is immers niet alleen de gedeelde Belgische
context, waaraan de schutbladen mooi refereren. Verplancke geniet ook
internationaal bekendheid en illustreerde onder meer voor The New York Times. Daarnaast toonde hij in werk zoals Appelmoes hoe hij de schemerzone tussen
droom en werkelijkheid betekenisvol weet te bespelen.
Ook in De appel van Magritte doet hij dat overtuigend, al is de
indringende emotionele laag van een boek als Appelmoes hier afwezig. De nadruk ligt op de vertaling van een
idee, en de stapsgewijze opbouw met uiterst summiere tekst laat ook jonge
lezers toe moeiteloos mee te gaan in dit associatieve denken. Zo opent het boek
herkenbaar met een figuur die niet kan slapen, en even verderop voor zijn
schildersezel in slaap valt, om in zijn droom aan het schilderen te gaan.
Verplancke maakt handig gebruik van de mogelijkheden van het prentenboek, door
een sequentie van kleinere prenten op te nemen, of door de overgang tussen de
bladzijden bewust uit te spelen: ‘Hij schildert / … een schilder die een appel
schildert’. Zodra het associëren is gestart, gaat Verplancke daarop verder om
steeds dichter bij het eigenlijke werk van Magritte te komen.
De pagina’s achterin met de
vraag elementen uit de afgebeelde, oorspronkelijke, schilderijen terug te
vinden in het boek, is dan ook beperkend. Verplancke speelt met veel meer
elementen dan die uit de gereproduceerde schilderijen. Spijtig, al is die keuze
wellicht ingegeven door de collectie van het Museum of Modern Art of door de
beschikbaarheid van reproductierechten. Het zou mooi zijn als dit element
lezers uitnodigt andere bronnen te raadplegen en de rest van het oeuvre te
ontdekken. Ook de bladzijden daarna zijn een gemiste kans. Leven en werk van
Magritte worden er kort geschetst, maar in een taalgebruik dat niet op dezelfde
leeftijdsgroep is gericht als de rest van het boek. Het zal aan de begeleidende
lezer zijn om die informatie desgewenst te vertalen voor het jongere kind. Geen
gemakkelijke opdracht – al heeft Verplancke met het boek een knappe eerste stap
gezet.
Tielt :
Lannoo 2016, [40] p. : ill. ISBN 9789401439268
deze pagina printen of opslaan