Achter een kalkpapieren omslaghoes, een beetje zoals achter voilegordijnen, staat de jongen. Hoe oud is hij? Tien? Hij heeft een Zorrokostuum aan. Zwarte broek, witte bloes, zwart gilet, zwarte hoed, masker voor de ogen. De jongen kijkt niet stoer. Hij kijkt ernstig. Op het randje van triestig. Hij staat voor een vage lijst die uit de achtergrond gegomd is. De lijst is ongeveer zo groot als de jongen. Hij staat er net voor, zijn ene hiel op de
rand. Misschien stapt hij ervan weg. Misschien aarzelt hij nog. Het zou zomaar
kunnen dat hij straks een held is. Hij kijkt je aan. Hier sta ik, zegt hij.
Diep in het boek, op pagina 67, is hij er weer. ‘Ik moet mezelf zijn,’ staat er
bij hem geschreven.
‘Als ik in een spiegel kijk
moet ik niet zeggen:
‘Jij daar,’
Maar
‘Ik hier.’’
Ik moet is het
derde boek in de reeks die begon met Ik
wou (2011) en verder ging met Ik denk
(2014, bekroond met de Boekenpauw). Voor de derde keer koppelen Ingrid
Godon en Toon Tellegen hun portretten aan elkaar. Zij tekent en hij schrijft,
maar ze doen dat zonder elkaars werk te zien of te lezen. De puzzel blijkt elke
keer te passen. Vreemd? Niet als je bedenkt dat ze allebei de ware aard van de
mens willen aanraken. En – vooral – dat ze daar allebei in slagen.
De figuren van Ingrid
Godon verwijzen duidelijk naar oude foto’s – foto’s uit tijden waarin je ernstig
in de camera keek, waarin vrouwen jurken en mantels droegen, en mannen een pak
en een das. (Tijden waarin je deed wat moest en niet zeurde?) De potloodlijnen
zijn scherp, veel scherper dan in Godons prentenboeken zoals Mijn opa is een boom of Ik en de beer. Het lieve is er hier uit,
zou je kunnen zeggen. Maar het liefdevolle niet, want dat zit volop in de
twijfelende blikken, in een onhandige houding, in de ingetogen kleuren. En in
de schop die het felle geel hier en daar geeft aan dat sobere kleurenpallet.
Dat geel is wat ‘moeten’ ook betekent: opschrikken, in gang schieten. Het jaagt
deze mensen met hun filosofische gedachten (uitgesproken door Toon Tellegen)
vooruit.
Alles
bij elkaar legt Ik moet een
meedogenloos en vreselijk menselijk kluwen van verplichtingen en verwachtingen
bloot. ‘Ik moet, maar ik wil niet’, staat er bij een stel meisjesbenen (sokken
die afzakken) en een vrouwenvoet (elegante schoen). Een man (de haren
achterover gekamd, kind en hond op schoot) zegt tegen de stem in zichzelf dat
het niet gaat om gelukkig zijn. Twee mannen en een vrouw (pakken en lange
jassen aan, hoeden op) kijken over een reling en iemand denkt ‘ik moet voor me
kijken’, maar dat dat lastig is. Er is een jongen in een schooluniform (korte
broek, boze blik): ‘ik moet mijn grenzen kennen’. En dan die voorzichtige,
aandoenlijke jongen in zijn Zorrokostuum. Van al dat worstelen, zoeken en
mijmeren, word je blik mild. Ik moet
is een bundel vol mededogen. Hij straalt iets van onhandigheid uit. Een desondankse
flinkheid. Het is kwetsbaar en confronterend tegelijk.
Iets is kunst, zei iemand ooit,
als het iets in beweging zet. Als het een emotie of gedachte in gang trekt. Bij
het verschijnen van Ik wou vertelde
Ingrid Godon dat ze haar hele leven al ‘kopkes’ tekent:
‘Ik ben al zo lang geïntrigeerd
door mensen, door kijken naar mensen, door portretfotografie. Ik ben al heel
mijn leven geboeid en geïnspireerd door wat de Vlaamse primitieven of de vroege
Italiaanse renaissanceschilders deden. Het komt eigenlijk allemaal daaruit. Het
boek moest er komen omdat ik al heel mijn leven die dingen opslorp. […] Ik denk
dat ik al die kunstenaars dankbaar moet zijn voor wat ze mij hebben gegeven. De
inspiratie, de goesting om daar iets mee te doen.’
Wat kunst met haar deed, doen
zij en Toon Tellegen zelf opnieuw. Ze inspireren gedachten, benoemen gevoel,
triggeren medeleven.
Uitgeverij Lannoo verkoopt Ik moet
als cadeauboek. Het is een van de bijzonderste cadeaus die je kan geven: eentje
dat zich niet snel laat uitpakken en wegzetten, maar dat tijd vraagt en tijd
geeft. Kijk, zegt de jongen in zijn Zorrokostuum. Hier sta ik. Waar sta jij?
Tielst : Lannoo
2016, 91 p. : ill. ISBN 9789401435635
deze pagina printen of opslaan