Aaneenschakeling van
'open plekken'
3+ - Geen woord komt er aan te pas en toch, of beter juist daardoor,
vertelt De boomhut vele verhalen.
Schilder en graficus Ronald Tolman maakte de etsen die de begeleiding vormen
waartegen de dierfiguurtjes van dochter Marije Tolman (illustrator) voor de
melodie zorgen.
De rechterbladzijden van De boomhut
tonen steeds dezelfde geëtste boom. Tussen zijn
grillige takken is een
houten hut geklemd. De sfeerzetting rondom die ene boom is op iedere dubbele
bladzijde weer anders. Na de prelude in ijzige poolsfeer, volgen platen met
kleuren die zinderen van de hitte. De boom die het ene moment nog een robuuste
eik lijkt, heeft daardoor op de volgende tekening meer weg van een sierlijke
mangrove. Die grote contrasten in temperatuur en sfeer suggereren het wisselen
van de seizoenen.
Maar waar ter wereld heb je zulke seizoenen? In welk oord leven ijsberen
en flamingo's samen, zoals in dit verhaal? En moeten we het verhaal wel zo
rationeel lezen? Dit zijn zomaar enkele van de vele vragen die het verhaal
oproept. De boomhut is vooral
een aaneenschakeling van 'open plekken'. Vul deze leemtes in en de verhalen
beginnen te stromen. Om het verhaal hardop te kunnen vertellen, moeten de
beelden letterlijk worden ver-taald.
Personages krijgen namen en spreken teksten uit die wij voor hen bedenken. En
ook hun handelingen volgen uit de motieven die de lezer voor hen bedenkt. Bij
iedere nieuwe leesbeurt zullen de tekeningen een bron van nieuwe verhalen
vormen.
Dat De boomhut een duidelijke verhaallijn
suggereert en niet in de eerste plaats een boek is met aanwijs- of zoekplaten,
ligt aan het verhalende karakter van de tekeningen. Bij het bekijken van de
platen valt onmiddellijk op dat de dieren zich naar een bepaald punt, de
boomhut, bewegen. Deze actie vraagt om motivaties: waarom gaan die dieren naar de
boomhut ? Waar komen ze vandaan? Het eerste dier dat zich zwemmend richting de
dan nog lege boomhut begeeft, is een ijsbeer. Wanneer hij of zij genoeglijk
uitgestrekt op het dek van de hut ligt, arriveert een bruine beer in een
bootje. Uit de blikken die de beren uitwisselen, kunnen we opmaken dat ze
elkaar graag zien.
Deze genegenheid tussen de beren is een van de weinige dingen waarover
het verhaal zekerheid biedt. Na wat lijkt op een korte inspectie van de hut,
vinden de beren het tijd voor een boterham en een boek. De koude zee onder de
boomhut is ondertussen veranderd in een gloedvolle roze atmosfeer. Honderden
getekende flamingo's doemen op uit de geëtste achtergrond. Wanneer zich tussen
al dat roze gefladder ook een neushoorn aandient, leggen de beren hun boeken
even opzij om te zien wat er allemaal rondom de hut gebeurt.
De combinatie van de logge,
grijze neushoorn met de gracieuze roze vogels, bezorgt de tekeningen een
aantrekkelijk contrast. Dan, zonder aanleiding, ramt de neushoorn de boom van
de beren. Het effect van de schok is grappig weergegeven door de ets twee keer
net naast elkaar af te drukken. Door de klap zien we alles even dubbel. Deze
kunstgreep is meteen ook het humoristische hoogtepunt van het verhaal. Op de
volgende bladzijde is de rust alweer teruggekeerd en ligt warempel ook de
neushoorn in de hut.
Ondertussen hebben de flamingo's gezelschap gekregen van kraaien, een
nijlpaard, een pauw, een ooievaar en een paar uilen. Wanneer er met een
vliegende boot, wel zo handig in een wereld waarin de zee zomaar kan
verdwijnen, nóg een beer arriveert, is het gezelschap compleet. Zonder
duidelijke aanleiding beginnen de toegestroomde dieren weer aan de terugtocht.
Dit valt op te maken uit hun van rechts naar links gaande bewegingen; een
conventie die in onze (westerse) beeldtaal duidt op teruggaan. Na deze exodus
volgt een flinke sneeuwbui, en de poolsfeer van het begin van het verhaal
treedt weer in. De ijsbeer en de bruine beer zijn opnieuw met hun tweeën. Een
volle maan verlicht de boomhut en rust daalt over de beren neer.
In hun
standaardwerk How picturebooks work (2001)
analyseren Maria Nikolajeva en Carole Scott de verschillende wijzen waarop
tekst en beeld (samen) een verhaal kunnen vertellen. Daarbij zijn de twee
uiterste opties verhalen met enkel tekst of met enkel beeld. Daartussenin
zitten vele varianten die gaan van tekst en beeld die beide precies hetzelfde
vertellen (een 'symmetrische' vertelwijze) tot tekst en beeld die (schijnbaar)
onafhankelijk van elkaar elk een eigen verhaal vertellen.
In het verhaal van Tolman en
Tolman zijn de twee woorden van de titel de enige tekst: De boomhut . Maar die titel is zo symmetrisch met het verhaal dat
hij de lezer geen enkele leesstrategie aanreikt en ook geen invloed uitoefent
op de interpretatiemogelijkheden. Omdat De boomhut geen 'inperkende' tekst kent, liggen alle
interpretatiemogelijkheden open. Dat maakt het (voor)lezen tot een uitdagende
onderneming. Het zelf verzonnen verhaal kan zich net zo (a)symmetrisch tot de
tekeningen verhouden als de lezer dat wil. De lezer kan de tekeningen trouw
volgen, maar kan net zo goed een verhaal fantaseren dat ermee in contrast
staat. De platen reiken de lezer weliswaar een aantal basisingrediënten aan: de
twee hoofdpersonen, een bruine en een witte beer, die samen enige tijd
doorbrengen in een boomhut. Maar de lezer mag zelf verzinnen of het vrouwtjes-
of mannetjesberen zijn, of ze jong of oud zijn, van wie de boomhut is, hoe lang
die beren daar zitten, wat al die dieren daar komen doen enz.
Nodigt het lezen van dit boek
met jonge kinderen vooral uit tot een speelse, humoristische vertelling, aan
oudere kinderen of volwassenen kunnen de platen inspiratie bieden voor het
bedenken van een fabel over vriendschap, over te gast zijn en de grenzen aan
gastvrijheid. Want wat tot zover is geïnterpreteerd als een bezoek, zou immers
ook als een invasie opgevat kunnen worden. Door de massale intocht van al die
dieren, had het niet veel gescheeld of de boomhut zou bezwijken. Het
benadrukken van het overdadige karakter van het bezoek laat het verhaal een
metamorfose ondergaan. De boomhut gaat
dan niet langer over een bende vrolijke dieren die samen voor een opgewekte
melodie zorgen, maar wordt een verhaal in mineur.
Het is best gewaagd een boek
voor kinderen te maken zonder duidelijke spanningsopbouw of expliciet
humoristische intenties. Net zoals De
boomhut een bescheiden humorpiekje kent, het moment waarop de neushoorn
tegen de boom botst, had het verhaal ook een spannend element mogen hebben. Een
titel die bij de lezer vragen of verwondering oproept, had bijvoorbeeld al veel
verschil gemaakt. Maar verder is het misschien juist wel de afwezigheid of de
beperkte dosering van zaken waaraan we zo gewend zijn (tekst, spanning, humor, actie)
waardoor dit boek aanspreekt. De poëtische sfeer van de etsen, de subtiliteit
van de getekende dieren, de vele open plekken en de potentiële gelaagdheid van
het verhaal vragen de lezer een verteller te worden. En dat is een zeldzaam
fenomeen in een tijd waarin er voor kinderen zoveel kant-en-klaar-vermaak is.
De boomhut is, alles bij elkaar genomen,
een aantrekkelijk uitgevoerd, groot formaat prentenboek voor iedereen die graag
eens de componist is van zijn eigen verhaal. De sfeervolle tekeningen bieden
volop aanknooppunten om te vertellen en laten tegelijk voldoende ruimte om niet
tot één maar tot vele verhalen te komen.
Marije Tolman, Ronald Tolman: De
boomhut, Querido, Amsterdam 2014, 27 p. ill. ISBN 9789047702290. Distributie:
WPG Uitgevers
Oorspronkelijk
verschenen in De Leeswelp 2014
deze pagina printen of opslaan