15 + - Zowel de titel als de cover van Het dodenhuis, de tweede in het
Nederlands vertaalde Young Adult-roman van de Britse Sarah Pinborough, stralen
een onheilspellende horrorsfeer uit. Toch kunnen angstige lezers op beide oren
slapen: een echt huiveringwekkende leeservaring wordt dit boek nooit. Het is in
de eerste plaats een liefdesverhaal.
Het dodenhuis in kwestie is een oud landhuis op een eiland voor de
Engelse kust, waar kinderen opgevangen worden die bij een bloedafname positief
getest hebben op ‘Defectie’ – een ongeneeslijke genetische ziekte die vóór hun
achttiende verjaardag onherroepelijk zal uitbreken. Omdat ‘Defecten’ een gevaar
voor de samenleving vormen (nergens wordt aangegeven waarom precies, want de
ziekte is niet besmettelijk, maar er wordt vaag gesuggereerd dat de kinderen na
het uitbreken van de ziekte langzaam transformeren, mogelijk in zombies of
monsters), worden ze in quarantaine gehouden onder het min of meer toeziende
oog van een handvol verpleegsters, leraren en een kille ‘Moeder’.
Alle kinderen in het
huis houden elkaar met argusogen in de gaten, want zodra iemand ziektesymptomen
vertoont (die bij iedere patiënt weer anders zijn) wordt die ’s nachts
afgevoerd naar het ‘sanatorium’, een plek waar niemand ooit van terugkomt.
Toby, de ik-verteller van het verhaal, is de officieuze leider van Slaapzaal 4,
waar behalve hem ook de briljante bolleboos Louis, de speelse Will en de vrome
Ashley ondergebracht zijn. Toby probeert vooral niet na te denken over wat hen
te wachten staat en volgt ondertussen zijn eigen routine, want ‘als alle dagen
op elkaar lijken, merk je niet dat de tijd voorbijgaat’. Die routine bestaat
erin dat hij overdag zoveel mogelijk slaapt, en ’s nachts in zijn eentje
rondsluipt door het huis – wat avontuurlijker klinkt dan het is, want veel
gebeurt er niet. Dat wil zeggen, tot er een nieuw meisje arriveert dat ook geen
zin heeft om ’s nachts te slapen.
Een interessant gegeven is de groepsdynamiek die binnen het
dodenhuis tot stand komt. Niet toevallig leest Toby in de Engelse les William
Goldings Lord of the Flies. Tussen de
slaapzalen is er een onuitgesproken maar meedogenloze competitie, en Toby maakt
zich voortdurend zorgen over zijn positie binnen de groep. Er is geen plaats
voor medelijden, kinderen die symptomen vertonen worden keihard uitgesloten.
Hier geldt het recht van de sterkste. Clara, het nieuwe meisje, zet die
gevestigde orde op zijn kop. De oudste jongens hebben alleen nog oog voor haar,
behalve Toby, die haar maar een ‘stomme griet’ vindt, en de anderen
‘uitslovers’. Het zal de ervaren lezer weinig verbazen dat hij binnen de
kortste keren smoorverliefd op haar is – en zij ook op hem, natuurlijk. Samen
ontdekken ze elkaar, seks, de liefde.
Het is jammer dat de gesprekken
tussen de tieners in deze hoogst ongewone situatie meestal blijven steken in
stereotypen en oppervlakkigheden. Volwassenen zijn oud, ouders zijn stom. Toby
drukt zich soms in erg simplistische bewoordingen uit, die hem jonger doen
lijken dan hij is. Clara lanceert wel eens een interessante gedachte: ‘We zijn
nog niet dood. Wat dat betreft verschillen we niet van andere mensen,’ maar
daar wordt nauwelijks verder op in gegaan.
Ook andere potentieel interessante thema’s worden slechts
oppervlakkig aangeraakt. Zo begint de vrome Ashley een eigen kerk, waarover
Toby tot vervelens toe herhaalt dat hij ‘niks van die onzin gelooft’, maar die
andere kinderen wel degelijk hun angsten helpt te bezweren. Het is jammer dat
deze verhaallijn geen diepere uitwerking heeft gekregen.
Hetzelfde gebeurt wanneer Will,
een van Toby’s beste vrienden, uiteindelijk ziek wordt, en Toby en Clara
besluiten hem te ‘helpen’ door een overdosis slaappillen door zijn
chocolademelk te mengen. Dit zorgt uiteraard voor gewetenswroeging bij Toby,
maar ook die snijdt niet diep, of wordt niet erg pakkend verwoord.
De schrijfstijl van Pinborough blijft op dezelfde manier op
de vlakte; de taal is eenvoudig, met hier en daar enkele niet altijd even
geslaagde beelden ‘ik hoor de lift niet rommelen alsof het de lege maag van het
sanatorium is’; ‘een vlak stuk slingert zich naar de boten tot de heuvel waar
we nu staan’.
Sarah
Pinborough heeft in Het dodenhuis
verschillende best wel boeiende ideeën gecombineerd, maar zonder daar veel
diepgang aan te verlenen. Als geheel geeft het boek een stuurloze, onaffe
indruk, die nog versterkt wordt door de nogal onzorgvuldige redactie van de
Nederlandstalige editie.
Sarah Pinborough: Het dodenhuis, Van Goor, Houten 2018, 268
p. ISBN 9789000361670. Vertaling van The death house door Carla Hazewindus.
Distributie Lannoo
deze pagina printen of opslaan