15+ - Met Dit is
alles (2007) beëindigde de Britse auteur Aidan Chambers zijn magnum opus,
‘The Dance Sequence’. In zes lijvige romans, die zowel stilistisch als
inhoudelijk duidelijke parallellen vertonen, focust Chambers op existentiële
levensvragen en heikele thema’s uit het adolescentenbestaan. De zorgvuldig
geïntegreerde perspectiefwisselingen, vorm- en structuurexperimenten, en de
stilistische rijkdom bewijzen terdege dat Chambers zijn doelgroep serieus
neemt. Precies die kwaliteiten worden door een grote schare lezers, recensenten
en literatuurwetenschappers gewaardeerd, en bezorgden de auteur de prestigieuze
Hans Christian Andersen Prijs 2002, de Carnegie Medal en twee eredoctoraten.
Zoals steeds nam Chambers ruimschoots de tijd voor zijn
volgende literaire project, dat opnieuw een vormelijke vernieuwing inhoudt: Dit
is mijn dag bevat zestien korte verhalen, waarvan enkele tot de zogenaamde flash
fiction behoren. Chambers definieert die bondige pennenvruchten als ‘zeer
korte verhalen’, die in maximaal duizend woorden een geheel eigen universum
oproepen, inzicht geven in uiteenlopende gebeurtenissen en hun actoren, zonder
aan één welbepaald genre gebonden te zijn. Met genoemde literaire voorgangers
als Kafka, Tsjechov en Hemingway heeft de auteur voorlopig echter inhoudelijk
noch stilistisch veel gemeen.
Het titelverhaal ‘Dit is mijn dag’ begint nochtans
veelbelovend. Protagoniste Cindy besluit dat vandaag ‘haar dag’ wordt, en dat
begint met het in ere herstellen van haar echte naam, Ursula, in plaats van het
betuttelende Cindy. Als de middelste van drie zussen fungeert ze letterlijk als
de Assepoester van de familie, al was die verwijzing beter achterwege gebleven.
De aandachtige lezer kan dit intertekstueel gegeven ook zelf ontdekken,
waardoor het sterk aan zeggingskracht zou winnen. Chambers gaat echter in de
gehele bundel de expliciete toer op, onder meer in de karakterisering van de
personages, die in de korte verhalen (te) uitgebreid voorgesteld worden.
Wat in de omvangrijke romans uit de ‘Dance Sequence’
diepgaande passages opleverde, geschreven in een wervelende stijl, onderbreekt
in een kortverhaal nodeloos de spanningsboog. Waarom de langverwachte
transformatie van de meegaande Cindy in de zelfbewuste Ursula gepaard moet gaan
met vooral veel uiterlijk vertoon en verrassend veel aandacht van het mannelijk
geslacht, wordt nergens gemotiveerd. Het levert langdradige passages op, die
het verhaal weinig meerwaarde verlenen. Via een reeks toevalligheden belandt
‘de nieuwe’ Ursula moederziel alleen op de hotelkamer van een door haar
bewonderd auteur. En kijk, daar gaat Cindy alias Ursula zomaar onder de douche,
om zich letterlijk en figuurlijk schoon te spoelen en totaal herboren in de
figuur van Paul een bijzonder interessant kunstenaarstype te leren kennen.
Stilistisch bezondigt Chambers zich aan tal van clichés,
zoals Ursula’s opmerking dat Pauls ‘ogen haar aanraakten’. In tegenstelling tot
de ontwapenende Hal in Je moet dansen op mijn graf, de kritische,
veelzijdige Cordelia Kenn in Dit is alles of zelfs de schuchtere Jacob
Todd in Niets is wat het lijkt blijft Cindy/Ursula een papieren
personage, waar de lezer weinig tot geen affiniteit mee heeft. Ook stilistisch
blijft het verhaal geforceerd en gaat Chambers zich te buiten aan moraliserende
oneliners als ‘Boeken zijn troostrijk en stimulerend’. Het is alleszins niet de
geijkte procedure om de juiste toonzetting te bereiken en het staat veraf van
wat Chambers in zijn nawoord over flash fiction omschrijft: ‘Precisie en
ritme zijn op het eerste gezicht eenvoudig, maar bij nader inzien besef je dat
het een afgerond geheel vol mogelijke betekenissen is.’
Het kortverhaal ‘Toská’ blijkt volgens eenzelfde procedé
geschreven; als de niet nader genoemde protagoniste de betekenis van dit
moeilijk te vertalen Russische woord achterhaalt — door Nabokov omschreven als
‘pijn, hunkering, onbestemde onrust’ — wordt het nogal voorspelbaar aan het
wezen van de adolescentie als groei naar volwassenheid gelieerd. Nog meer
moraliserende uitschuivers vindt men in ‘Afgedankt’, dat als een geforceerde
aanklacht tegen de wegwerpmaatschappij leest, of ‘Asielrecht’, waarin heikele
thema’s als vrouwenhandel, gedwongen prosititie en het asielvraagstuk al te
makkelijk worden ingeruild voor een langdradige preek over geloof en de
goddelijke absolutie.
Hoewel dergelijke passages
slechts voorgekauwde antwoorden bieden op ethische vraagstukken, vormen ze geen
uitzondering in Chambers’ oeuvre. Verkregen de eerste boeken uit de ‘Dance
Sequence’ onder andere omwille van hun taboedoorbrekende aard nog een authentiek
karakter, dan vergaloppeerde de auteur zich in bijvoorbeeld Niets is
wat het lijkt of Dit is alles met moraliserende passages.
In Je moet dansen op mijn graf brak Chambers nog echt een lans voor de
acceptatie van holebiseksualiteit, zonder het problematiseren van de seksuele
geaardheid, onbeholpen acceptatie of schuchtere coming-out. Holebiseksualiteit
vormt er een vanzelfsprekend, onproblematisch gegeven.
In Niets is wat het lijkt geeft
de Chambers wel nog knap gestalte aan de twijfels van hoofdpersonage Jacob, die
ontdekt dat hij zowel op jongens als meisjes valt. Jacobs biseksuele neef Daan
probeert de jongen echter in een expliciet maatschappijkritisch pleidooi gerust
te stellen: biseksualiteit is de normaalste zaak van de wereld, het is een
belachelijk idee dat je slechts voor één persoon liefde kan voelen, en het
huwelijk staat symbool voor een verouderde sociale structuur. Jacob fungeert
slechts als spreekbuis van de conservatieve maatschappij, al is het opmerkelijk
dat hij op geen enkel moment een kritische tegenstem biedt. Daan beschouwt
zichzelf graag als revolutionair, onaangepast aan de op leugens en hypocrisie
gebaseerde burgerlijke moraal; na zo veel maatschappijkritisch gepreek is ook
Jacob helemaal overtuigd.
Dit is alles biedt de lezer
dan weer een geschreven gebruiksaanwijzing voor de adolescentie als levensfase:
meer nog dan de vorige romans lezen de (auto)biografische notities van Cordelia
als een sterk doorleefd portret van een adolescentie, al blijkt ook deze roman
niet gespaard van Chambers’ expliciete moralistische interrupties en poëticale
opvattingen, vaak verpakt in de wijze raad van Cordelia’s naasten. <br
/>
Niettemin bevatten
voorgenoemde kortverhalen, hoe gebrekkig ook, nog een zekere plot, kunnen ze
prat gaan op een doordachte structuur, inclusief personages, thema en stijl.
Daarnaast zijn er de kortverhalen als ‘Zin’, ‘Goddelijk debat’ of
‘Weersverwachtingen’, die geheel uit dialogen bestaan en geconcipieerd lijken
als goedkope theaterteksten. Ook de zogenaamde brieven, gericht aan een wat
gefrustreerde sportleraar of aan de ambtenaar van ‘Milieu- & Bouwtoezicht’,
voldoen nauwelijks als volwaardige verhalen. Ze missen vooral de authentieke
toon die hun schrijvers zouden bezigen.
Andere verhalen lijken hun
bestaansrecht slechts te ontlenen aan een — weliswaar spitsvondige of totaal
onverwachte — pointe, zoals een hoofdpersonage dat eigenlijk vrouwelijk blijkt
te zijn, of een fictief historisch gebouw dat afbrandt. Hoewel de verhalen vaak
met vaart geschreven lijken, blijkt de pointe van deze verhalen, hoe onverwacht
ook, toch te beperkt om een heel verhaal rond te bouwen. Alleen ‘Het zoenspel’,
het titelverhaal uit de oorspronkelijke Engelse uitgave The Kissing Game,
roept reminiscenties op aan Chambers’ gelauwerde vertelkunst. Met gevoel voor
dramatiek beschrijft hij de moeizame toenaderingspoging tussen twee
getormenteerde adolescenten, die slechts via briefjes, verstopt in een holle
boomtak, met elkaar kunnen communiceren. Protagonist James lijdt aan
‘chronische verlegenheid’ als gevolg van een onverwerkt trauma uit zijn
kinderjaren, terwijl Rosie bij James’ buren herstelt van een ingrijpende
gebeurtenis.
De wat nostalgische invalshoek
wordt echter totaal tenietgedaan door het ronduit ontluisterende einde, dat het
verhaal een macabere toets à la Edgar Allen Poe verleent en geen lezer
onbewogen zal laten — of hoe Chambers er in dit kortverhaal uitzonderlijk wel
met verve in slaagt functioneel een verrassende pointe in te zetten. ‘Het
zoenspel’ vormt dan ook zowel inhoudelijk als stilistisch een fraaie
uitzondering in deze weinig doordachte, onevenwichtige verhalenbundel
Met de ‘Dance Sequence’ bewees
Aidan Chambers dat hij over uitstekende stilistische capaciteiten beschikt en
zijn talrijke lezers via lijvige adolescentenromans warm kan maken
voor het geschreven woord. Behalve het experimentele karakter wat vorm
betreft, biedt deze verhalenbundel niets van dat alles. In Dit is mijn
dag lijkt de auteur flink wat stappen terug te zetten. Met name de verhalen
die zijn opgebouwd uit weinig doordachte dialogen of die als brieven zijn
gestructureerd, lijken wel vingeroefeningen van een beginnend auteur en vinden
op geen enkele wijze aansluiting bij de overige boeken uit Chambers’
eigenzinnige oeuvre.
Aidan Chambers: Dit is mijn dag,
Querido, Amsterdam 2011, 174 p. ISBN 9789045112213.
Vertaling van The kissing game door Annelies Jorna
Oorspronkelijk verschenen in De
Leeswelp
deze pagina printen of opslaan