Vanaf zes jaar

Bart Moeyaert, Wolf Erlbruch (ill.): Olek schoot een beer en kwam met een veer op zijn muts weer thuis

door Jen de Groeve

Held in zijn hart
 
6+ - ‘Olek schoot een beer en maakte van de pels een muts.
Daarna zoende hij zijn vader en zijn moeder, en ging op weg.
         ‘Ik ga zien of ik ergens iets kan doen,’ riep hij 
over zijn schouder.
            ‘Doe vooral voorzichtig!’ riepen zijn vader en moeder hem na.
Olek hield zijn neus ver van de grond. Met zijn handen 
duwde hij de tegenwind opzij. Van zijn stappen maakte 
hij sprongen.’
 
Ziedaar de held van dit verhaal ten voeten uit: onverschrokken, zelfbewust, een man van de daad. Hij trekt door het woud en vindt al meteen wat te doen: hij knoopt de veter van een jongetje, dicht de gaten in de emmer van een meisje en verlost een konijn uit een strop. Kleinigheden voor een man als Olek, maar het is telkens wel een goede daad. En dan is hij plots de weg kwijt. Hij staat midden in het dichte woud, met achter zich het diepe donker en voor zich een hoge muur. Dat is een uitdaging die hem aanspreekt! Hij klimt in een boom om zijn blikveld te verruimen en vindt daar een gewonde vogel. Olek zal redding brengen, maar dat is niet wat de vogel wil. Hij werkt zich alsmaar hoger de kruin in met Olek achter zich aan. Ten slotte vliegt hij ongehinderd weg en laat een veer achter. Hij zegt dat Olek ermee moet zwaaien als hij hulp nodig heeft.
 
  Olek tuimelt als een mussenjong uit een nest naar beneden en belandt in het gezelschap van twaalf meisjes. Ze nemen hem onder hun hoede – en meer bepaald onder hun rokken –, stellen zachtmoedig zijn zekerheden in vraag en heffen treurig een loflied aan op die ene die anders is, betrouwbaar is en gastvrij. Maar Olek ziet hun tranen, kent zijn missie en gooit de rokken van zich af: “’Hier is Olek,’ zei Olek. ‘Ik doe wat ik kan.’” Dan ziet hij waarom de meisjes hem hebben verborgen: voor hem ligt een pad van as dat leidt naar de hel, voor de hellepoort staat de duivel, en hij lacht over zoveel heldenmoed. Hij zal Olek in een standbeeld veranderen, zoals die elf helden voor hem, die ook de meisjes kwamen bevrijden. Maar het lachen vergaat hem als Olek met zijn veer zwaait en er een rode vogel uit de lucht valt. De duivel tuimelt de diepte in. De twaalf meisjes zijn bevrijd, de elf mannen zijn niet langer van steen en omhelzen elk hun meisje. Wat maakt dat er eentje overblijft voor Olek.
 
Uitgangspunt voor dit sprookje was het ballet ‘De vuurvogel’ van Igor Stravinsky. Stravinsky baseerde zijn verhaal op een vijftal sprookjes, waaronder dat van de ‘Gouden vogel’, ‘De reus zonder hart’ (allebei o.m. opgetekend door de gebroeders Grimm) en ‘Het verhaal van de onsterfelijke Koschej’. Qua verhaalelementen toont ‘De vuurvogel’ het meeste overeenkomsten met deze laatste. Als je Bart Moeyaerts verhaal van Olek naast ‘De vuurvogel’ en zijn bronnen legt, merk je dat het slechts gelijkenissen in grote trekken vertoont. Je herkent de avontuurlijke tocht naar het onbekende als een element uit de ‘Gouden vogel’ (die echter niet voorkomt in ‘De vuurvogel’) en uit ‘Het verhaal van de onsterfelijke Koschej’ en ‘De vuurvogel’ komen de magische vogel en de veer waardoor de demon verslagen kan worden. Maar dit zijn verhaalelementen die je in een of andere vorm wel in meer sprookjes, volksverhalen en mythen terugvindt. Het is dus de vraag of het je iets bijbrengt als je dit moderne sprookje met de oude versies gaat vergelijken. Het belangrijkste dat Moeyaert overhoudt van ‘De vuurvogel’ en zijn literaire bronnen, zijn een aantal motieven en structuurelementen, en daarop maakt hij een variatie. Niet echt een nieuwigheid, kan je zeggen, maar dat is nu eenmaal de manier waarop sprookjes worden overgeleverd. De verteller paste zijn verhaal aan naargelang van zijn publiek, of zijn eigen omstandigheden van het moment. Moeyaert past zich dus in een traditie in en voegt zich naar de geplogenheden? Hij doet meer dan dat. 
 
Want waar een sprookje vanuit een probleemsituatie vertrekt, om na de nodige omzwervingen met een oplossing terug te komen, doet Bart Moeyaert het andersom. Hij stelt vragen waar het sprookje vanouds antwoorden geeft, en hij sluit zijn verhaal af met een held die een stuk timider terugkeert dan hij vertrok.
 
Want Olek is een held, daar moeten we maar van uit gaan. Hij is ten eerste een berenjager en over zijn jagerskwaliteiten bestaat geen twijfel, het bewijs daarvan draagt hij op zijn hoofd. En we weten dat jagers uit sprookjes, altijd daar opduiken waar redding moet worden gebracht. Maar als held moet Olek klein beginnen en het resultaat van wat hij doet, is misschien wat ambivalent en heeft ook niet zo veel om het lijf. Een veter knopen die wellicht zo weer losgaat, een konijn redden terwijl het volgende alweer gestrikt wordt… De geruststellende en definitieve oplossing van de sprookjesheld kan hij niet bieden. Hij gaat zelfs finaal af wanneer het object van zijn streven, de rode vogel, niet gered wil worden. 
 
De zaken zijn niet allemaal zoals Olek denkt en ook niet zoals de lezer verwacht. De personages in dit verhaal zijn niet helemaal wat ze lijken; de redder kan wat hulp gebruiken, diegenen die gered moeten worden zijn niet hulpeloos, de onverschrokken held wordt gaandeweg geplaagd door twijfels. Moeyaert schept met een traditionele verhaalopbouw, herkenbare sprookjesfiguren en symboliek een vertrouwde context, maar met zijn verhaalfilosofie doorbreekt hij het verwachtingspatroon. De zekerheden die sprookjes kenmerken, zijn zoek. Waar het sprookje in zijn levensles niets aan duidelijkheid te wensen overlaat, rechtlijnige en contrastrijke personages opvoert, waar goed en kwaad scherp afgelijnd worden, stelt Moeyaert de dingen in vraag. Lichtvoetig en onnadrukkelijk, zonder dat een antwoord zich meteen opdringt. Want een afgeronde levensles meegeven, is niet iets wat deze sprookjesschrijver wil. Moeyaert maakt van de archetypische doener die de onvervaarde sprookjesheld altijd is, een denker — nu ja, hij leert het wel — en een held in zijn hart. Zijn zelfbedachte missie (“doen wat ik kan”), die zo groot en zo vaag is als maar mogelijk, is daardoor meteen des te interessanter. Ze dwingt Olek tot reflectie over zichzelf en inviteert de lezer om daaraan deel te nemen.
 
Moeyaert vangt zijn licht filosofische gedachten in zo weinig mogelijk woorden. Hij schrijft poëtisch, is spaarzaam met woorden en omschrijvingen, en ziet zelfs helemaal af van uitleg en van decor. Er zijn vele open plekken die je de ruimte geven om aan te vullen vanuit je eigen verbeelding. Zijn compacte, concrete beelden (“Ze waren wit van steen en wit van woede.”) houden een spanning in en ze appelleren aan je emoties. Moeyaert toont hier een zeldzaam talent om gedachte en formulering in perfecte symbiose te laten samengaan, op geen enkel moment gestoord door een stilistisch teveel.
 
In een universeel verhaal met veel witruimte, zonder decor en zonder franje, heb je Wolf Erlbruch op zijn best. Hij en Bart Moeyaert hebben elkaar al eerder gevonden in het verhaal van De schepping (Querido, 2003). Moeyaerts intelligente, bedachtzame manier van vertellen en Erlbruchs tot essentiële lijnen en vormen teruggebrachte illustraties maakten De schepping tot een zeldzaam rijk pren­ten­boek. Ook in Olek schoot een beer vallen de prenten op door hun uiterste eenvoud in compositie en uitwerking. Olek staat telkens afgebeeld op een zacht gelige achtergrond met een lichte papierstructuur. Het hoofd en de berenmuts in een collage, van de rest van zijn lichaam krijg je simpelweg de omtrekken in potloodlijnen. Alleen van de duivel krijg je een wat verder uitgewerkte beeld: die vreemd mechanisch in elkaar geflanste figuur met zijn bolle, van flarden ineengezette kop met aangenaaide oren, heeft iets van Mel Brooks’ persiflage op Frankensteins monster. 
 
Erlbruch houdt een eenvoudige repeterende compositie aan, met telkens Olek op de ene pagina en de wisselende situaties waarin hij zich bevindt op de tegenoverliggende. Terwijl Oleks twijfel over zijn prestaties toeneemt, tekent Erlbruch een context die gaat van eenvoudig harmonieus (bijna abstracte lijnen in helder blauw op crèmekleurige achtergrond), naar een toenemend duister met grijpende takken, tot een wirwar van takken en bomen in haastig getekende lijnen tegen een inktzwarte achtergrond. Erlbruch drijft zo het ritme en de spanning op terwijl de tekst op eenzelfde cadans verder gaat en de onrust alleen nog maar onder de oppervlakte beweegt. En hij anticipeert in de volgende prent op de oplossing: Oleks enige uitkomst zit in het topje van een boom, waar zijn uitzicht niet belemmerd wordt en zijn gedachten de vrijheid hebben. Tussen de zwarte ineengestrengelde takken van een boomkruin is het licht alweer zichtbaar. 
 
Op de laatste bladzijden vat hij zelfs de essentie van Moeyaerts adaptatie in een schitterend dubbelbeeld. Op de ene bladzijde een sprookjespaar, held en prinses in een geflatteerd romantisch profiel, op de andere Olek die met zijn meisje op huis aan gaat; held in zijn hart, met evenveel branie en even­veel twijfels over wat het betekent om het goede te doen, als elk daadwerkelijk mens.
 
Bij het prentenboek zit een cd waarop Bart Moeyaert het verhaal vertelt, met muziek van Wim Henderickx, uitgevoerd door solisten van het Vlaams Radio Orkest o.l.v. Ivan Meylemans. In het najaar zal Bart Moeyaert uitgebreid rondtouren met dit programma. Details zullen verschijnen op zijn website: bartmoeyaert.com.
 
Bart Moeyaert, Wolf Erlbruch e.a. : Olek schoot een beer en kwam met een veer op zijn muts weer thuis, Querido Amsterdam, 2006, [32] p. : ill. + cd. ISBN 90-451-0309-5. Distr.: Standaard Uitgeverij
 
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2006 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri