Een
onbestemd gevoel
Een gebeurtenis in de
geschiedenis waar meer vragen dan feiten rond bestaan: het is een gouden
uitgangspunt voor schrijvers van historische romans. Het vormde dan ook de
inspiratie voor Kristien Dieltiens’ nieuwe roman, Kelderkind. Daarin
vertelt ze het verhaal van Kaspar Hauser, een jongeman die in 1828 op
zeventienjarige leeftijd uit het niets opdook en volledig verweesd op een plein
in Neurenberg ronddoolde. Kaspar had zijn hele leven doorgebracht in een
kleine, donkere ruimte. Niet lang nadat hij gevonden werd, werd er een
moordpoging op hem gepleegd. Samen met Kaspars dood zijn dat de enige gegevens
waar Dieltiens mee kon werken. Maar daarnaast bestaan er nog heel wat
geruchten, hypothesen en complottheorieën over de afkomst van Kasper, al is
niemand er ooit in geslaagd de waarheid te achterhalen. Op basis van een enkele
zin uit de vele onderzoeken creëerde Dieltiens haar versie van hoe Kaspars
verhaal er kan hebben uitgezien. Een intrigerende premisse, die
resulteert in een minstens even intrigerende historisch-psychologische
jeugdroman.
Het mysterie ontstaat al meteen bij de proloog. Een onbekende man staat op het
punt een kind te vermoorden, maar die scène wordt afgebroken en Manfred begint
zijn verhaal te vertellen. Hij wordt geboren met een hazenlip, wat in die tijd
binnen een arme familie onverbiddelijk een sociaal doodvonnis betekende.
Manfreds moeder beschermt hem letterlijk met heel haar lichaam en vormt zijn
baken van veiligheid en geluk in een vijandige wereld. Toch voelt Manfred
steeds meer de negatieve reacties van buitenaf, en als zijn vader sterft en een
hardvochtige stiefvader zijn intrede doet, keert hij zich helemaal in zichzelf.
Ondertussen spaart zijn moeder voor een operatie, maar die mondt uit in een
stevig staaltje kwakzalverij, en Manfred raakt definitief misvormd en
verafschuwd. Als hij op een dag ook zijn moeder en daarmee zijn laatste houvast
verliest, laat Manfred alles achter en sluit zich aan bij het leger.
Het verhaal van
Kaspar, de zeventienjarige vondeling, weeft zich door dat van Manfred heen.
Nadat hij gevonden wordt op het plein in Neurenberg, wordt hij van hot naar her
gebracht. Zijn verhaal komt in alle kranten terecht; er ontstaan geruchten dat
hij een bedrieger en profiteur is. Alleen rechter Feuerbach en Isolde, een
jonge, pas verloofde vrouw, trekken zich het lot van Kaspar echt aan. Terwijl
Kaspar verschillende onderkomens krijgt, blijft Isolde hem steeds bezoeken. Ze
probeert zijn totale ontreddering en hulpeloosheid te begrijpen, en de jongen
te helpen in ‘volwassen’ worden, wat nog met de meest basale dingen als praten,
lopen en voelen moet beginnen. Ondertussen
start rechter Feuerbach een onderzoek naar Kaspars afkomst. Als de jongen wordt
aangevallen en beseft dat zijn leven in gevaar is, geeft hij zijn dagboek aan
Isolde. Stukje bij beetje leert zij zo meer over Kaspars leven tijdens en na
zijn gevangenschap in de donkere kelder.
De grootste aantrekkingskracht
van Kelderkind is de voortdurende spanning die ontstaat door de twee
alternerende perspectieven en het onderbreken van de verhaallijnen. Steeds
blijf je je afvragen wie Kaspar nu eigenlijk is en wat het verband is tussen
het verhaal van Manfred, dat van Kaspar en de proloog. Manfreds moeder en
stiefvader krijgen samen een kind; is dat misschien Kaspar? Of heeft Manfred
hem uit jaloezie vermoord? Of is Kaspar eigenlijk Manfred, die door zijn
stiefvader in de kelder werd opgesloten? Dieltiens weet ingenieus misleidende
tips en hints te geven, om die denksporen even later toch weer af te
sluiten. Ze slaagt er meesterlijk in om de lezer op een bepaald spoor te
zetten en hem toch steeds te laten twijfelen of hij wel juist aan het puzzelen
is. Het verhaal is ambitieus opgezet, met het hele levensverhaal van Manfred,
de vele personages met uiteenlopende motieven die zich met Kaspar bemoeien en
de zich vervlechtende en weer loskomende verhaallijnen. Af en toe verliest de
auteur zich dan ook in dat uitgebreide relaas, en worden bepaalde passages te
uitvoerig en te verregaand uitgewerkt. Vooral het treurige leven van Manfred
belandt hier en daar in een kabbelend, toonloos relaas, dat de ijzersterk
opgebouwde spanningsboog al te veel tenietdoet. Gelukkig zorgen de
perspectiefwisselingen er op sommige van deze momenten voor dat er toch opnieuw
vaart ontstaat en zo wordt de lezer er weer aan herinnerd dat het mysterie nog
steeds onopgelost is.
Kelderkind bevat niet alleen veel spanning, maar ook
heel wat betekenislagen. Opvallend is de religieuze thematiek. Manfreds moeder
en dus ook Manfred zelf zijn diep gelovig en bijgelovig, en heiligen en
rituelen spelen in hun leven een cruciale rol. Zo is Manfreds moeder ervan
overtuigd dat een samenloop van slechte tekens voor Manfreds misvorming gezorgd
heeft en blijft Manfred zelf als volwassene steeds teruggrijpen naar haar
heiligenprentjes om hem de juiste weg te wijzen. Af en toe balanceert het boek
hiermee op het randje van een antropologische uiteenzetting, maar het gaat er
nooit over, omdat dit bijgeloof functioneel wordt ingezet als deel van Manfreds
karakter en invloed heeft op heel wat van zijn beslissingen.
Ook in het verhaal van Kaspar duiken religie en geloof steeds
op, al vertegenwoordigt Kaspar weer een ander uiterste. Hoe hard alle mensen in
zijn omgeving hem ook proberen te overtuigen van het bestaan van een god, in
Kaspars door eenzaamheid getekende geest kunnen alleen mensen voor het goede en
het kwade verantwoordelijk zijn. Voor hem is Vaterman, de man die — volgens hem
—voor hem zorgde toen hij in de kelder zat, zijn enige echte god. Samen met
andere motieven als de geur van rozen, de tastbaarheid en breekbaarheid van
huid en de moeder- en vaderrelatie, maken deze elementen van Kelderkind een
rijk, gelaagd boek. De vrij plastische beschrijvingen van aderlatingen en
bloedzuigers of het gemene karakter van Manfreds stiefvader, zorgen dan weer
voor heftige afkeer. Toch wil je steeds verder lezen, als een soort morbide
voyeur, ook al walg je van de winden die stinken naar verderf en de littekens die
openspatten. Op die manier kruipt Kelderkind dieper onder je huid dan je
zelf beseft.
Voor een roman met een historisch uitgangspunt blijft de geschiedenis in Kelderkind
opvallend op de achtergrond. De omgeving waarin de personages leven, is in de
eerste plaats een heel persoonlijke wereld, en het is slechts door terloopse
details als koetsen of medische gewoontes dat je merkt dat dit verhaal zich in
de negentiende eeuw afspeelt. Uiteindelijk is het vooral de schrijfstijl die
het historische gevoel nog het meeste evoceert, door de plechtige en soms
afstandelijke toon die je instinctief associeert met verhalen uit het verleden.
Daarnaast schrijft Dieltiens erg zintuiglijk en contemplatief, waarbij alle
gedachten en gevoelens van de personages een plaats krijgen, vaak gekoppeld aan
betekenisvolle metaforen. Hier gaat het boek soms ook uit de bocht, en had het
devies less is more het verhaal meer recht gedaan. Vooral Manfreds
bespiegelingen worden soms te geforceerd en te expliciet filosofisch, bijvoorbeeld
wanneer hij over zijn moeder en stiefvader reflecteert: ‘Iedereen vreesde de
dood, zij omhelsde de dood, daarom vreesde ze mijn stiefvader niet’.
Op andere momenten worden Manfreds metaforen dan weer
prachtig uitgewerkt door de versmelting van het figuurlijke met het
letterlijke: ‘Mijn moeder schepte [de galuska] uit een grote koperen ketel […]
waarvan iedere deuk een eigen verhaal had. De grootste bluts kwam van haar
vader. Zijn vrouw had hem met de ketel op het hoofd geslagen omdat hij te lang
in de herberg was gebleven.’ Ook de dagboekpassages van Kaspar bevatten soms
bijzondere observaties die echt van binnenuit komen: ‘Ik zag grote mensen met
benen. Dat waren mannen. Ik zag ook grote mensen zonder benen. Dat waren
vrouwen.’ Het duurt even voor je beseft dat Kaspar hier mannen met broeken en
vrouwen met rokken ziet, en door zijn isolatie de verschillen tussen de
geslachten op zijn eigen manier interpreteert. Af en toe krijgt de lezer dus te
veel van het goede, maar uiteindelijk is het juist die bijzondere stijl die je
in de roman zuigt. Het heftige einde laat je dan ook achter met een onbestemd
gevoel, alsof het boek, de personages en het verhaal zich in je genesteld
hebben en een stukje van jezelf hebben meegenomen.
Kristien Dieltiens, Carll
Cneut (ill.): Kelderkind, De Eenhoorn Wielsbeke, 2012, 485 p., ill. ISBN
9789058387660
Oorspronkelijk verschenen in De Leeswelp 2012
deze pagina printen of opslaan