9+ - Voor het eerst zet de Maand van de
Filosofie, die jaarlijks debatten, lezingen, een essay en boekenprijs rond
filosofie bundelt, ook in op kinderen. Naast een eerste editie van het
Denkstation Festival, was er ook het eerste kinderboek, Mijn broer en ik van Abelkader Benali. Amira, gek op zwemmen in het
buitenbad, wil de zomervakantie met een hoogtepunt afsluiten en ook haar broer
overtuigen mee te gaan. Die brengt al de hele zomer door met een computerspel,
en afgezien van bezorgdheden van hun ouders – ‘geen goede zwemmer’, ‘gevoelige
huid’, ‘een hele gevoelige jongen’ (sic) – lijkt er geen enkele reden te zijn
waarom hij niet eens mee zou gaan. Tenminste, dat is wat de lezer vanuit
Amira’s perspectief wordt voorgehouden, want de (geoefende) lezer zelf heeft
tegen die tijd, amper enkele pagina’s ver, allang begrepen dat Adam een robot
is. Heel even lijkt het alsnog spannend te worden, als Amira haar broer naar
zijn zogenaamde ‘dokter’ is gevolgd en op de robotica-afdeling wordt onthaald
als ‘echte menselijke robot’.
Het is wat wrang dat voor dit verhaal geen
kinderboekenauteur werd gevraagd. Benali schreef weliswaar een verdienstelijk
verhaal, maar het Nederlandse taalgebied heeft voldoende jeugdliteratuurschrijvers
wie filosofisch denken goed in de vingers zit. Filosofische ideeën bevat Mijn broer en ik nauwelijks, eerder is
het een aanzet om een filosofisch gesprek te starten rond wat het betekent mens
te zijn:
‘ “Wat is dan volgens jou een
mens?” “Misschien als je juist niet altijd doet wat je moet doen. Dat zou een
robot ook moeten kunnen.”’
Die vraagstelling is geen bijster origineel verhaalgegeven.
Het werd al in talloze vormen uitgewerkt in jeugdliteratuur, met robot-broers,
robot-vrienden, opgejaagde robots, robots net als mensen… Het meest prangend in
Mijn broer en ik is wellicht nog de
vraag hoe ethisch het is om cruciale informatie over gezinsleden te onthouden
aan andere leden van het gezin. Amira achterhaalt gaandeweg de ware aard van
haar broer, en daarmee ook de waarheid achter allerlei andere zaken die haar
zijn voorgelogen. Dat ze zich daar zo vlot bij neerlegt en er nauwelijks
boosheid over lijkt te voelen, is overigens weinig waarschijnlijk – maar dat is
duidelijk ook niet waarover dit verhaal wilde gaan.
Geeft een verhaal zijn plot zo
vroeg prijs, dan moet het op andere vlakken boeien. Het plan om stiekem samen
te gaan zwemmen wordt spannender gemaakt dan het is, en de sociale interactie
in de rand is erg voorspelbaar, met selfies, bommetjes en grote jongens en
meisjes op wie je indruk zou moeten maken. De zeldzame rake observaties – ‘Hij
maakt van papa vaak een superheld.’ – worden overstemd door uitgesponnen,
weinig prikkelende beschrijvingen. Toch ‘klopt’ het verhaal, en weet vooral de
tweede helft gedoseerd spanning op te bouwen, wanneer het gevaarlijke zwemmen
eindelijk is uitgemond in de van bij het begin voorspelde climax. Een
evenwichtigere spreiding van de plot en een sterkere focus op actie hadden het
verhaal ten goede gekomen.
Intrigerend zijn het zevental illustraties, die spelen met
de tegenstelling tussen zwart en wit en de afgebeelde scène consequent in
vlakken verdelen, waardoor die wat lijkt op een stripverhaal. Dat wordt
enigszins een trucje, al toont een sterke prent als die waarop Amira aankomt
bij het gebouw van JuicyApplesSystem – een van de verwijzingen naar de
werkelijkheid buiten het boek – het potentieel ervan. De uitsnedes en witranden
spiegelen licht en donker en zetten de tegenstelling tussen het jonge meisje en
het grote, anonieme gebouw extra in de verf.
Erg dankbaar is het zelden, een
boek in opdracht. Benali deed dat behoorlijk, maar om een verhaal te schrijven
dat echt beklijft en overtuigend filosofie toevoegt aan de bestaande
jeugdliteratuur, had hij meer tijd, ruimte of begeleiding moeten krijgen.
Abdelkader
Benali: Mijn broer en ik, Querido, Amsterdam 2019,80 p. ISBN 9789045122922.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan