6+
‘Ik was een jaar of negen,
Toen mijn papa de trap af kwam.
Met zijn jas aan.
En zijn hoed op.
Ik vroeg nog:
‘Papa, waar ga je heen?’
Papa gaat weg, neemt
zijn hoed af en zet hem op het hoofd van zijn zoon. Er komt geen antwoord op de
vraag van de jongen. De jongen gaat naar buiten, loopt langs het water en over
de heuvel, vecht op zijn weg tegen wolven en beren, en tegen de tweekoppige
draak in zijn hoofd. Zoveel manmoedigheid levert in sprookjes al eens de hand
van een prinses op, maar dit is geen sprookje. De jongen is alleen op de heuvel
in de donkere nacht ‘vol bange geluiden’, ‘onzichtbare monsters’, maar ook
‘lichtjes die me lokten’. En dan keert hij terug naar huis, waar zijn moeder
wacht.
De vader die weggaat zonder
kenbare reden, is in woord en beeld een gesloten figuur. Een hand met een hoed is
het laatste wat we van hem zien. Van de moeder is tot op de slotpagina geen
sprake. Er is heel veel afwezigheid in dit verhaal. De jongen vangt zijn tocht
aan met zijn vaders hoed op. ‘Dat helpt tegen de regen. / Dat helpt tegen de
zon.’, zo gaat de tekst, maar op de prent zitten regen en zon in zijn hoofd.
Het is een veelzeggend, helder beeld, dat kwetsbaarheid, hoop en moed
uitstraalt.
Gaandeweg
de reis, nadat de strijd met beren en monsters is gestreden, ebt de actie weg,
worden de bladzijden leger. Het donker slaat in alle hevigheid toe. Op een
volledig donkergrijs geverfde spread, volgt een nachtdonkere prent van de in
zichzelf gesloten jongen op de heuveltop, tegen het licht van de volle maan. Daarna
gaat de weg heuvelafwaarts en in het avondlicht terug naar huis. Het figuurtje
van de jongen blijft donker -- je ziet hem in tegenlicht -- maar het heldere
geel van de lucht neemt het gewicht weg van de voorgaande bladzijden, vol vale
en grijze tinten.
Mijn papa kwam de trap af is in
zwijgen gedompeld. De symbolische tocht van een verwerkings- en
volwassenwordingsproces wordt verteld in een paar beelden en wat schaarse
tekst. Twee overliggende bladzijden bevatten telkens een grote prent en een
paar lijntjes tekst. Schrijfstijl, beeldtaal en vormgeving suggereren stilte, lege
ruimte waarin de tijd ongezien verstrijkt. Neem bijvoorbeeld deze passage,
gespreid over drie spreads:
‘Onderweg vocht ik
met beren en wolven.
En ook met een draak.
Er was geen
prinses.’
Tussen
de eerste en de derde zin zit een groot
en belangrijk verhaal waarvan de lezer niets verneemt. De mentale stappen die de
jongen zet, zijn van kardinaal belang, maar Paul Verrept laat wat dat meebrengt
aan denkbeelden, emotie en groeipijn tussen de regels vallen. De harde en
confronterende conclusie dat het gevecht met zichzelf hem niets oplevert, wordt
droog geregistreerd, maar op de volgende bladzijden wacht het donker van een
bange nacht met ongekende gevaren.
Ongenoemde tijd ligt ook tussen wat er gebeurd is en het moment
dat de jongen -- een man intussen? -- zijn verhaal doet. Hij vertelt het in
grote lijnen en is uiterst spaarzaam met woorden. Eigenlijk spreekt hij enkel in
literaire gemeenplaatsen: de moeilijke weg omhoog, het gevecht met demonen, het
mentale dal, de reflectie... Ze fungeren als stapstenen in een groter
onderliggend verhaal, dat de lezer zelf moet opdiepen uit woord en beeld, en niet
het minst, uit de stilte ertussen. Verrept ziet volledig af van uitleg en is
wars van evocatieve termen, en precies dat zwijgen, het weglaten van context en
beschrijving, het uitblijven van elk detail zorgt voor een grote intensiteit.
Het is de geladen stilte die emotioneert. Dat is de kwintessens van Paul
Verrepts werk en de uitwerking is krachtig, want de zwijgzame pagina’s gaan het
gaandeweg, naarmate je het verhaal meerdere keren herleest, gewoonweg uitschreeuwen.
De laatste
prent, waarop de moeder haar zoon begroet met de woorden ‘Je bent gegroeid’, lijkt
het begin van een nieuwe fase, waarin eenzaamheid en afwezigheid opgeheven worden.
Wat hier vooral het oog treft, is de kleur. Terwijl van cover tot cover koele
en sombere tinten overheersen, vlammen hier, in een geïsoleerd moment, oranje-rode
tonen op.
De prent heeft iets abstracts,
je ziet niet meteen dat twee gezichten tegenover elkaar staan door het grillige
lijnenspel ertussen. Bij nader toekijken herken je er een soort ‘vaas van Rubin’
in, een optisch-bedrogbeeld dat in de gestaltpsychologie gebruikt wordt. Eén
prent bevat twee beelden. Welke van de twee zie je het eerst? Het is immers onmogelijk
om beide tegelijk te zien. Waarmee Verrept zijn boek dus afsluit met een wenk
naar de valkuilen van onze perceptie. Wellicht wil je Mijn papa kwam de trap af hierna nog een keer opnieuw lezen, om te
kijken wat er tussen tekst en beeld, woord en betekenis onzichtbaar was
gebleven.
Paul
Verrept: Mijn papa kwam de trap af, Davidsfonds/Infodok, Leuven 2019, 26 p. :
ill. ISBN 9789002268953. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan