Marco Kunst is een van onze weinige schrijvers in het fantastische
genre. Deze keer bezorgt zijn rijke (en soms grillige) fantasie ons een
toversprookje, vol magie van dwingende dromen, sturende gedachtestromen en
hypnose. Het sprookje mag dan niet ‘van alle tijden’ zijn, het bestrijkt wel
enige eeuwen. De start ligt eind 17de eeuw, het verhaalheden is
ongeveer nu (met bij voorbeeld een laptop die al minstens tien jaar oud is).
Holland vaart
(nog) op de Oost. Een tot op het bot verwende prins op een eiland daar, ene
Adi, ziet een prachtige driemaster en besluit dat hij er zo eentje wil hebben.
De kapitein van het schip, Troos de Zeeuw, laat zijn kinderen achter en gaat
naar Holland om net zo’n schip te laten bouwen en het daarna naar de prins te
varen. Helaas vergeet hij de locatie. Nu is hij al zo’n 350 jaar onderweg, hij
kan door een vloek van de prins het schip niet af, wat ook geldt voor ieder
ander bemanningslid dat een keer van de prins gedroomd heeft. De prins stuurt
nu en dan ernstig rotweer op de boot af, maar nooit zo erg dat het vergaat.
Kennelijk wil hij het schip nog altijd bezitten.
Maar daar begint het boek niet
mee. Het begin is eerder 19de-eeuws van sfeer. De verteller is
heerlijk ouderwets aanwezig (‘…we weten allemaal dat…’). Een ‘mager, donker
jongetje met kort kroeshaar’ wordt door een visserman afgeleverd bij een
weeshuis in Nederland, huize Landvast. Wie het is, is onduidelijk. Hij heeft
een houten miniatuurdriemastertje om z’n nek, dat is alles. Lode wordt zijn
naam. Een somber gebouw is het tehuis, met een zure, strenge meester, en idem
‘vader’ en ‘moeder’. Het eten is er, zoals dat hoort, niet te vreten.
Op een dag komt er een fijne keukenhulp, zo’n helper hoort
ook in het weeshuisgenre. Het is de Indonesische oma Walyu, vertelster van
verhalen en dromen. Lode en zij herkennen elkaar, vooral op één punt: de
herinnering aan de dood van (de) ouders, die te maken heeft met de over de
wereldzeeën reizende woede van een ongeduldige prins. Als zij moet vertrekken,
besluit Lode (hij is dan tien jaar) te vluchten. In de haven komt hij terecht
op een schip dat een kopie-in-het-groot is van het houten driemastertje dat hij
om zijn hals heeft, het boegbeeld is dat van de prins uit zijn dromen. Het schip
heet Het verlangen van de prins.
Meteen die eerste nacht droomt
Lode over de prins, waarmee de vloek ook voor hem geldt. Enkele
bemanningsleden, ‘de grijzen’, hebben de moed opgegeven, maar een paar andere
waaronder het altijd wel aanwezige dappere meisje, Tulp, zijn vast van plan het
schip naar de prins te brengen om zo de vloek te verbreken. Dan blijkt Lode via
hypnose door een van de aangemonsterden zich de naam van het eiland te
herinneren, die had hij namelijk gehoord van oma Walyu.
Werd Marco Kunst op grond van zijn eerste en derde boek, Gewist
en De sleuteldrager, in de traditie van Tonke Dragt gezet, met dit boek
zit hij meer in de lijn van Paul Biegel. In verschillende opzichten doet dit
boek bij voorbeeld denken aan diens De kleine kapitein. Op de punten van
de grillige fantasie, de reis over zee, de rijmpjes/liedjes, circusgasten als
personages, de betoverende rol van de muziek (de trompet van de kapitein wordt
hier bespeeld door de jongen-zonder-benen Tyman) en de zoektocht naar een
eiland. Een klein eerbetoon lijkt me dit, Kunst kiest verder een heel ander
pad.
Het geslaagde experiment dat
Kunst in dit boek doet, draait om dromen, hypnose en gedachtestromen. Walyu
herkent de droom van Lode, en hij die van haar, de prins kan de dromen van de
schepelingen lezen en Lode kan dankzij twee hypnosesessies een beeld krijgen
van de prins. Hij komt zelfs te weten wat het aandeel van Adi was bij het
verongelukken van zijn ouders. Maar onze hoofdpersoon is mild: de prins kreeg
vanaf zijn geboorte meteen wat hij wenste en is dus door zijn ouders zo
grondig verpest dat zijn latere gedrag volkomen verklaarbaar is.
En zo wordt Adi op
dit punt eigenlijk ook een soort hoofdpersoon, hij krijgt de kans tot inkeer te
komen. Langzaam zien we hem veranderen van een woesteling, tot iemand die
twijfels en spijt krijgt en troost vindt in de muziek. We krijgen deze
verandering handig te zien in hoofdstukjes die geschreven zijn vanuit Adi, met
een tekening van zijn eiland erboven. Maar hij blijft op afstand. Bij de held
Lode ligt dat meer op verhaalniveau, met hem leven we echter echt mee. Op het
geëigende moment ziet hij het helemaal niet meer zitten, hij daalt zelfs
letterlijk af in het diepste onderste van het schip, vol verdriet.
Zonder daar ook maar
enige nadruk op te leggen, integendeel eigenlijk, nam Marco Kunst een
Afrikaanse jongen als hoofdpersoon. Zijn kroeshaar wordt al snel even genoemd
en getoond, maar we zien hem pas heel laat in het boek voluit op een
illustratie, relaxt leunend op de reling naast Tulp. Even terloops stipt Kunst
de oude relatie Nederland-Indonesië aan. Ook op andere punten is hij in vorm.
De moraal is niet te zwaar, het slot niet overdreven happy. Zo laat de
schrijver gelukkig het cliché van een ontluikende liefde tussen dit meisje,
Tulp, en Lode liggen. De liedjes kun je zo meezingen. De taal is prettig, maar
het zijn vooral enkele scènes die de show stelen. Een juweeltje is bij
voorbeeld eentje vrij snel in het begin, waar de visserman Lode bij de ‘moeder’
brengt.
Van zijn vorige geslaagde boek, De Waterwack
van Natterlande nam Kunst de illustratrice Marieke Nelissen mee. Een erg goeie
keus voor een tijdloos sprookje. Kleine, terugkerende tekeningen boven de
hoofdstukken zorgen voor helderheid: het driemastertje, het schip op een golf
(misschien een tikje te bekend beeld), en het eiland. Op paginavullende
illustraties zet Nelissen fraai enkele personages neer. Op de drie illustraties
over twee pagina’s toont ze haar ware kracht. Een reusachtige, boze, witte
walvis met het schip er nietig tegen. En, mijn favoriet, rechts het schip in
zinderende hitte in windstilte op het water, op de linker pagina alleen de
doodstille, groene zee. Op de derde, in het slot, zien we Lode en anderen in
zijn groot getekende Indonesische huis, nietig in de verte ligt het eiland van
Adi. Geslaagd is verder een woedewolk van de prins. De wolk is een hersenpan en
onderaan tackelen tentakels het schip.
Een fijne roman. Lekker kloek boek ook.
Marco Kunst, Marieke Nelissen:
Het verlangen van de prins, Gottmer, Haarlem 2020, 239 p. : ill. . ISBN
9789025772840. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan