Na twee voornamelijk door humor gestuurde romans (over Siggi de
Viking) op het gebied van de historische fantasie komt Elisabeth Mollema nu met
een echte historische roman. De personages zijn verzonnen, maar, zo schrijft ze
in haar nawoord, er was ook een heleboel aan feiten: de ramp in 1913 met een
schip van de The Uranium Shipping Company, de Volturno, en informatie over de
zogenoemde landverhuizers. Heel veel daarvan, uit heel Europa, vertrokken
vanuit Rotterdam.
De 11- (misschien al 12-)jarige Sofie Grossman gaat met haar drie jaar
jongere zusje Beile en haar 14-jarige neef Joshua van het arme Russische platteland
richting Rotterdam. Daar zal ze op de boot stappen richting Amerika (het
paradijs!), waar haar vader al een poosje werkt. Sofies moeder is net
overleden. Met uiteraard enkele spannende momenten onderweg belanden de drie per
trein veilig in het indrukwekkende Rotterdam. Ze worden uitvoerig gescreend,
ontluisd en verder schoongeboend en krijgen toestemming te vertrekken.
Na een heldendaad van
Joshua, hij redt een Duits vluchtelingenmeisje, Sulke, uit het water, worden ze
een paar dagen opgevangen door een rijke mevrouw van de vereniging Montefiori
(deze Rotterdamse vereniging heeft eind 19de/begin 20ste
eeuw enorme aantallen (joodse) vluchtelingen opgevangen en materieel geholpen).
Goed gevoed en mooi aangekleed stappen de drie op een enorme boot met de naam de
Volturno. Midden op de oceaan breekt er brand uit op het schip. Ze worden gered
en door een van de te hulp geschoten schepen teruggevaren naar Rotterdam. Hoe
nu verder? Voor de rest van de geschiedenis heeft Mollema slechts enkele bladzijden
nodig, in het nawoord krijgen de fictieve personages nog een heus ‘hoe het
verder ging’.
Mollema
schrijft op de haar bekende wijze. De nadruk ligt op het avontuur, waar het kan
met enige humor. Aan psychologiseren doet ze niet, de structuur is helder. Voor
een happy end zit je bij haar goed. De taal moet niet de vaart uit het verhaal
halen en die is dus gemakkelijk, met weinig beelden. Wat niet wil zeggen, dat
ze geen sfeer kan oproepen. Mooi, net als de illustratie ernaast trouwens, is
bij voorbeeld de beschrijving van (de schepen op) de rivier vanuit de Rotterdam
binnenrijdende trein. De historische feiten zijn soepel en nergens ook maar
enigszins opdringerig in het verhaal opgenomen. Hoewel ze vaak tamelijk
expliciet is, laat ze in dit boek toch ook een paar keer erg goed de lezer het
werk doen. Zo moet die zelf langzamerhand ontdekken dat het hier kennelijk om
joodse kinderen en vaak om joodse landverhuizers gaat. Verder maakt ze met maar
enkele woorden duidelijk dat Sofies moeder overleden is, en ze doet dat zonder
enige sentimentaliteit.
Het is jammer dat het stuk over de eigenlijke ramp aan de
trage, rommelige kant is, met ook nog een rare herhaling: ‘De brand op het voordek
was nu zo groot geworden dat je de warmte hier op het achterdek kon voelen’.
Exact hetzelfde wordt opgemerkt op de tegenoverliggende, vorige pagina, waar
het uren eerder is. Rond dezelfde pagina’s staan twee illustraties in de
verkeerde volgorde, waardoor een tekening met naar walvissen kijkende
schepelingen, een scène van een week eerder, nu geplaatst is naast een pagina
over de brand.
De geslaagde illustraties in
sfeervol zwartwit zijn van mede-Rotterdammer Martijn van der Linden. Boven elk
hoofdstuk staat een herhaalde tekening van een koffertje met daarin de korte hoofdstuktitel.
Voor het schip kon hij zich baseren op foto’s, er staan historische foto’s, ook
van het schip, achterin het boek. En hij kon op basis van de beschrijving in de
tekst een van de mooiste oude gebouwen van Rotterdam tekenen: Het Witte Huis
aan de Gelderse kade, toen, met 11 verdiepingen en 43 meter hoog een heuse
wolkenkrabber. Op de illustratie zien we, doordat het gebouw er bijna helemaal
op staat (het is erg mooi net even schuin afgesneden, anders zou je trouwens
een moderne naam zien!), daardoor heel klein, maar fraai, de dramatische
redding door Joshua van het meisje Sulke. Ook zette hij de villa aan de
Westzeedijk die de stichting Montefiori toen gebruikte, erop, met een oude
automobiel ervoor.
Alles bij elkaar een echt
Rotterdams project dus, maar ook interessant voor iedereen buiten de stad. In
de eerste plaats omdat het een avontuurlijk boek is voor de doelgroep. Verder zul
je het onderwerp ‘landverhuizers’ niet heel gemakkelijk vinden in de
jeugdliteratuur. Ook zijn er voldoende parallellen in het boek met de
moeilijkheden van de huidige vluchtelingen.
Het boek ligt nu in de boekhandel, en zal ongetwijfeld
ergens een plekje krijgen op de thematafel van de Nederlandse Kinderboekenweek
(onder het motto: ‘En Toen’) die nog loopt t/m 11 oktober.
Elisabeth Mollema, Martijn Van
der Linden: De reis van Sofie Grossman, Volt, Amsterdam 2020, 137 p. : ill. ISBN
9789021421971. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan