15+ - Wanneer
de zestienjarige Boudewijn ('Bou') op een dag ziek wordt, en wekenlang
apathisch in bed blijft liggen, legt zijn vader hem een ultimatum op. Als hij
niet iedere dag een stukje in een schrift schrijft en naar een van de cd's
luistert die zijn vader hem gegeven heeft, zal hij hem in een psychiatrische
inrichting laten opnemen. Een goede zet, want door te schrijven krijgt
Boudewijn oefening in zelfexpressie, en door naar (klassieke) muziek te
luisteren leert hij luisteren, in de breedste zin van het woord. Uiteraard ziet
Boudewijn hier zelf het nut niet van in, en met frisse tegenzin begint hij aan zijn opgave:
'Niks gedaan
vandaag. Gisteren ook niks gedaan. En eergisteren ook niet. Oh ja. Pergolesi
geluisterd. Stabat Mater (Halve cd dus)'.
Het is duidelijk dat Bou’s
'ziekte' geen toeval is. Toen hij elf was, pleegde zijn moeder zelfmoord. De
woede die Bou nog steeds voelt, blokkeert hem. Hij uit deze woede op de
opstandige, provocerende manier die pubers eigen is. In de grafrede die hij op
verzoek van zijn vader schreef, verwijt hij zijn moeder bijvoorbeeld dat ze
zichzelf niet eerder van kant had gemaakt, omdat ze hem en zijn zusje dan een
hoop ellende bespaard zou hebben. Haar zelfmoord kwam namelijk na een lange
periode van psychische problemen. Opgroeien met een psychisch zieke moeder laat
onvermijdelijk littekens achter, en vroeg of laat moet Bou zich met zijn
verleden verzoenen. Dat moment is aangebroken wanneer hij aan zijn dagboek, dat
geen dagboek mag heten, begint.
De
directe aanleiding voor Bou’s depressie is een bezoek aan het graf van zijn
moeder, op de zevende verjaardag van zijn zusje Pluis. Zij begroet haar moeder
met de woorden: 'Dag lieve mama, ik ben blij dat je mijn moeder bent.' Op
Boudewijns vraag wat ze hiermee bedoelt, antwoordt ze: 'Als zij mijn moeder
niet geweest was, dan bestond ik niet.' Behalve het feit dat Pluis' uitspraak
onomstotelijk waar is, impliceert ze hiermee nog iets anders: dat ze dankbaar
is dat ze bestaat. Voor Boudewijn is dankbaarheid allesbehalve vanzelfsprekend.
Hij heeft de ellende, veroorzaakt door zijn moeders ziekte, bewust moeten
meemaken, en hij kan haar niet zonder meer vergeven dat ze haar kinderen zomaar
in de steek liet.
Bou is als typische puber
een antiheld bij uitstek. Dat hij dit zelf ruiterlijk toegeeft, maakt hem
sympathiek: 'Ik ben van nature nogal een watje'. Daar is niets van gelogen.
Niet alleen is hij bang om 's nachts alleen te zijn, hij koestert ook grote
angst voor moslimextremisten, agressievelingen en seks. Eigenlijk kunnen zijn
angsten allemaal herleid worden tot een allesoverheersende angst om op te
groeien. Het is dan ook geen wonder dat hij troost vindt bij zijn zusje. Zij
vertegenwoordigt voor hem al het goede in de wereld: zorgzaamheid, oprechtheid,
liefde, zuiverheid. 'Er gaat iets geruststellends uit van een kinderkamer,'
verzucht Bou, wanneer hij probeert uit te leggen waarom hij zo graag bij Pluis
is. Hij klampt zich uit alle macht vast aan haar onschuld, alsof hij zo zijn
eigen jeugd kan behouden.
Dit is geen dagboek zit technisch uitstekend in
elkaar, en ook de toon is bijzonder goed getroffen. Sassen geeft een treffend
beeld van de gedachten van een puber die zichzelf bij vlagen erg serieus neemt,
maar zich daarna meteen weer corrigeert en relativeert. De toon waarop
Boudewijn over zichzelf schrijft, is die van iemand die op zoek is naar zijn
identiteit en zijn plaats in de wereld. Erna Sassen heeft daarbij een scherp
oog voor eigentijdse puberhumor.
Boudewijn
tart de grenzen van het betamelijke, wanneer hij grove en ongepaste opmerkingen
maakt en weigert aan de verwachtingen van de maatschappij te voldoen. Maar
ondanks de soms fatalistische toon van zijn woorden, is dit boek uiteindelijk
ontroerend hoopvol. Dat komt mede door de rol van de vrouwen. Bou’s relatie met
hen vormt de kern van dit boek, omdat ze leidt tot verzoening en begrip. In
drie maanden tijd zien we hoe hij zich ontwikkelt van een kind dat enkel bij
zijn eigen verdriet blijft staan, tot iemand die zich in anderen kan
verplaatsen. Zijn liefde voor Pluis maakt het uiteindelijk mogelijk dat hij
begrijpt waarom zijn moeder een einde aan haar leven heeft gemaakt: om haar
dochter een leven vol ellende te besparen. Ondanks zijn eigen verdriet ziet hij
nu de volle betekenis van de uitspraak van Pluis bij het graf van hun moeder:
door haar zelfmoord heeft hun moeder ook iets goeds gedaan.
We mogen concluderen dat Dit
is geen dagboek inderdaad geen dagboek is, ook al is het wel in deze vorm
geschreven. Het staat duidelijk in de traditie van de bildungsroman en
overstijgt daardoor de dagboekvorm. De ervaringen van Boudewijn raken subtiel
aan existentiële vraagstukken waar ieder opgroeiend mens mee te maken krijgt.
Erna Sassen weet de individuele gebeurtenissen in het leven van Boudewijn zo te
omschrijven dat ze de lezer ongemerkt naar een universeler niveau tillen. Een
knap staaltje!
Dit is geen
dagboek was Erna
Sassens eerste jongerenroman uit 2009. Het boek werd vermeld
als kanshebber voor de Woutertje Pieterse Prijs en genomineerd voor de
Dioraphte Jongerenliteratuur Prijs. Mooie gebonden heruitgave met een eenvoudig
grijs omslag.
Erna
Sassen: Dit is geen dagboek, Leopold, Amsterdam 2020, 166 p. ISBN
9789025879877. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan