Joukje Akveld werd geboren op 12 november 1974 in Leiden en groeide
op in Koudekerk
aan den Rijn en Berkel
en Rodenrijs. Ze studeerde Nederlands aan de Universiteit van Utrecht. Als student
bleek al haar belangstelling voor de jeugdliteratuur: ze studeerde er op af, ze
werkte in de Utrechtse kinderboekenwinkel en vertaalde prentenboeken. Hierna
verhuisde ze naar Amsterdam. Twee en een
half jaar werkte ze bij kinderkrant Kidsweek,
daarna ging ze freelance verder. Akveld is zeer actief in het jeugdliteraire
veld, met meer dan dertig vertalingen uit het Duits en Engels van kinderboeken
(voornamelijk prentenboeken van uitgeverij De vier windstreken) en artikelen,
vooral in Lezen en Literatuur zonder leeftijd. Voor Trouw, de Volkskrant en Het Parool
berichtte ze over jeugdliteratuur, ook schreef ze recensies over jeugdtheater.
Ze publiceerde een bundel interviews met illustratoren en drie monografieën,
over Thé Tjong-Khing, Tonke Dragt (allebei samen met Annemarie Terhell) en Sieb
Posthuma. In 2012 debuteerde ze als kinderboekenschrijfster. Akveld kreeg een
Vlag & Wimpel voor ABC Dragt en een Zilveren Griffel voor Een aap op de wc en Wij waren hier eerst.
Joukje Akveld heeft na haar
afstuderen het journalistieke vak geleerd en verfijnd met tal van artikelen op
het gebied van (vooral) de jeugdliteratuur. De journalistieke inslag verraadt
zich gemakkelijk in haar non-fictiewerk en in haar boeken over Nederlandse
illustratoren. Basis is daarbij steeds het interview, gekoppeld aan gedegen
onderzoek naar opleiding, voorbeelden, materialen en technieken van de
beschreven illustratoren. Ze heeft een vlotte, maar zeker niet vlakke, eerder
beeldrijke pen. Opvallend is haar gedrevenheid aandacht te krijgen voor (het
vak van) de in haar ogen enigszins ondergewaardeerde illustratie, hoewel ze, net
als (oud-)professor Illustratie Saskia de Bodt, wel aangeeft dat er de laatste
jaren veel ten goede is veranderd. Haar eerste boek, Tekenaars. Kinderboekenillustratoren geportretteerd, is gewijd aan negentien Nederlandse tekenaars. Een serie
kinderboeken naar haar concept, Van wie is….?, heeft onder
andere als doel ook de kleinste lezers kennis te laten maken met de beste
Nederlandse illustratoren. Het is haar gelukt deze met de reeks te verbinden.
Ook voor haar (andere) prentenboeken wist ze gerenommeerde tekenaars te
strikken.
Schrijven over jeugdliteratuur
In 2010 debuteerde ze als onderzoeker met het interviewboek Tekenaars:
Kinderboekenillustratoren geportretteerd. Voor een
deel zijn deze gesprekken voorgepubliceerd, maar dan in veel kortere vorm,
vooral in het tijdschrift Lezen, dat een rubriek heeft ‘Een kijkje in
het atelier van – ‘. Akveld bezocht negentien tekenaars (vaak verschillende
keren), toonde hun atelier, sprak met hen over hun ontwikkeling, hun opleiding
en leermeester(s) en hun voorbeelden in de beeldende kunst. Elk portret, steeds
12 pagina’s lang, start met een foto van Amber Beckers van de illustrator op
zijn/haar werkplek. In het ruimhartig geïllustreerde boek werden deze
gesprekken gepresenteerd op volgorde van leeftijd van de geportretteerden: de
oudste (Mance Post) eerst, de jongste (Martijn van der Linden) als laatste.
Uiteraard verantwoordt Akveld met enige schroom de keuze van de jongste
tekenaars, immers, het is nog niet ‘bewezen’ dat zij tot de besten behoren. Wat
het boek vooral zo interessant maakt, is de aandacht voor materialen en
technieken in combinatie met doel, zeggingskracht en veranderende
omstandigheden (zoals leeftijd). Waarom voelt de ene illustrator zich
aangetrokken tot gouache (Harrie Geelen) en waardoor ging de andere (Mance
Post) over op knipwerk? Moet een tekenaar herkenbaar zijn, een handelsmerk
hebben?
De drie monografieën die Akveld
daarna publiceerde leunen eveneens sterk op interviews.
De boeken over Thé Tjong-Khing en
Sieb Posthuma zijn grofweg op dezelfde manier tot stand gekomen, zij het dat
Akveld het bij Posthuma in haar eentje deed. Ze werden gemaakt naar aanleiding
van een grote tentoonstelling in het Letterkundig Museum en het
Kinderboekenmuseum. Dankzij de gastvrijheid van de illustrator kon er stevig
doorgevraagd worden, maar kon ook ter plekke veel materiaal ingezien worden.
Beide boeken starten chronologisch, met veel biografische informatie, maar
worden gaandeweg thematisch. In allebei de boeken is ook gesproken met
collega’s, (mede)leerlingen en theatermakers.
Thé
Tjong-Khing: Van strip tot sprookje is een breed overzicht in biografie en thema’s van diens lange carrière als
tekenaar, van wie het ‘oeuvre is gekenmerkt door een evolutie van zwart-wit
naar kleur, van realisme naar fantasie en van dynamiek naar verstilling.’ De
monografie toont hoe Thé vanuit de stripwereld de kinderboekenwereld
ingetrokken werd, en daar, door Miep Diekman, ingezet werd voor het
realistische kinderboek. Gaandeweg kreeg hij andere opdrachten.
Ook Sieb
Posthuma: Van toen, tot hier, en nu verder toont een
tekenaar die pas op een later moment in zijn carrière instapte als
kinderboekenillustrator. Akveld sprak hem een jaar lang nagenoeg elke zondag,
en interviewde familie, vrienden en collega’s. Het resultaat is een heel
levendig portret dat, na een uitvoerig stuk over zijn jeugd- en
jongvolwassenejaren en dat over zijn werk voor volwassenen, vanaf p. 63 inzoomt
op dat voor kinderen. Daarna is er nog aandacht voor zijn werk voor theater
(decors en kostuums), maar ook daar komen jeugdboeken aan de orde omdat twee
boeken (Mannetje Jas, 2006 en Mr. Finney, 2013) leidden tot een
theateruitvoering en een voorstelling tot een boek (Coppelia, 2008).
Akveld doet maar heel mondjesmaat aan psychologisering. Het is aan de lezer om
wat de geïnterviewden aandragen te duiden en zo Posthuma’s ingewikkelder kanten
enigszins helder te krijgen. Aandacht voor materialen en technieken schenkt ze
vooral in een sterk en diepgaand hoofdstuk over de twee boeken waarvoor
Posthuma een Gouden Penseel kreeg: Een vijver vol inkt, 2011, bij
versjes en gedichten van Annie M.G Schmidt, en Bovenin een
linde zat een moddervette haan, 2008.
ABC Dragt wijkt af van
de twee monografieën hierboven, het is jeugdboek en monografie ineen. De
auteurs goten het boek in de enigszins belegen abc-vorm, maar maakten die speels
door bij voorbeeld een letter rustig drie of vier keer aan bod te laten komen. Je
struint door het werk van Dragt, stuit op mysteries, én op oplossingen, hier en
daar komt wat biografische informatie. Het fraai vormgegeven boek staat propvol
foto’s en illustraties, voor een deel nieuwe van Dragt zelf. Zo ontwierp zij
alle startpagina’s van een letter. Als introductie van het werk van Tonke Dragt
is het boek waarschijnlijk niet heel geschikt, het is meer voor de kenners en
de fans van haar werk. Die fans worden bediend, door de fans die Terhell en
Akveld zelf zijn.
In 2020 verzorgde zij een uitgebreide, digitale introductie voor het
Literatuurmuseum van de illustratoren van (de) versjes van Annie M.G. Schmidt: Het
fluitketeltje, Het beertje Pippeloentje, ‘Dikkertje Dap’ en
‘Sebastiaan’, met een tekenaarsparade en portretten en illustraties van Wim
Bijmoer, Harrie Geelen, Sieb Posthuma en Noëlle Smit.
Schrijven voor kinderen
Na vertalingen
van prentenboeken, boeken en artikelen óver jeugdliteratuur debuteerde Akveld
als kinderboekenschrijfster in 2012 met het prentenboek Olle wist zeker dat
hij geen bril nodig had. Akveld afficheert zich hierbij met laconieke
teksten, die passen binnen een structuur van patronen en andere herhaling, bij
voorbeeld een terugkerende vraag. In het non-fictiewerk toont ze dezelfde
kracht als in het werk over jeugdliteratuur: vlot geschreven teksten, met als
basis interviews en gedegen onderzoek. Op de Van wie is….?-reeks na zijn
al Akvelds hoofdpersonages dieren, in de prentenboeken in mensenkleren.
Dat ze voor haar
debuut met Sieb Posthuma mocht werken, ‘voelde alsof [ze] in één keer mocht
meespelen in de eredivisie’ (Sieb Posthuma, p. 79). Olle is een
variant op de min of meer bekende ode aan de fantasie. Alle kinderen en grote
mensen dragen een bril en zien, kennelijk daardoor, alleen maar wat er ‘in het
echt’ te zien is. De zus van Olle ziet bij voorbeeld koeien of auto’s, saai,
hoor. Olle, de enige zonder bril, ziet allerlei ándere dingen, hij moet van de
volwassenen zoals de juf en zijn ouders dus nodig ook aan de bril. Maar Olle
gaat dat zeker weten niet doen. Akveld had een jongetje voor ogen, maar Posthuma
vroeg of het ook een varkentje mocht zijn, en dat pakte erg goed uit.
Ook in Ga toch
fietsen! (2014) was eerst sprake van mensen, een meneer en een mevrouw,
maar het werden twee samenwonende mannetjesdieren. Het is een fraai
zoekprentenboek, op heel groot formaat. Het gaat over ruzie hebben en het weer
goed maken. Boese neemt Willems ruziekreet ‘Ach, ga toch fietsen, jij’
letterlijk, en krijgt aldus de tijd en de ruimte om hun conflict te overdenken
en te relativeren. Ondertussen zien we Boese door de stad en de natuur fietsen
op dubbelpagina’s die boordevol details staan, met de soms pittige, wat
indirecte tekst bescheiden steeds links bovenin. Akveld brengt zowel de ruzie
als de afnemende intensiteit ervan geraffineerd in kaart met van die flarden
die je in zulke situaties gebruikt: ‘Jij denkt toch niet dat ik!’ naar ‘Misschien
kan ik best eens een keertje…’ Tekst en beeld werken goed samen, op beide
gebieden wordt de lezer ook stevig geactiveerd.
De Van wie is…..?-reeks is een uitwerking van
Akvelds missie illustratoren in het zonnetje zetten, en in dit geval de
kleinste lezers zoveel mogelijk te laten genieten van, zoals zij dat noemt,
excellente illustratoren. Ze verzon een voor dat doel geschikt concept,
namelijk een minimum aan tekst: Van wie is die/dat, gevolgd door een
zelfstandig naamwoord. De eerste drie deeltjes en deel vijf gaan volgens dit
principe: links staat een hoofddeksel/optrek/ vervoermiddel/kledingstuk, rechts
staan vier personen van wie er eentje past. Op de volgende dubbelpagina volgt het
antwoord. Deel vier wijkt licht af, daar is maar één zinnetje nodig: Van wie
is die staart? Het resultaat is inderdaad dat illustratoren alle ruimte
hebben om uit te pakken. De boekjes hebben een behoorlijke moeilijkheidsgraad,
geven nog een soort verhaaltje en/of een eenheid scheppende eindprent en slagen
er voortdurend in met ingenieuze en/of humoristische oplossingen te komen. Het
is niet duidelijk of Akveld meegedaan heeft aan het bedenken van een verrassend
slot (zoals bij Van wie is dat huis?), een verhaaltje (zoals bij Van
wie die auto?) of een tweede laag (zoals bij Van wie is die sok?) of
de illustrator ook inhoudelijk de vrije hand heeft gegeven.
In haar tot nu toe laatste
prentenboek, Meneer Hummeling zoekt een vrouw (2017), blijkt opnieuw
Akvelds voorliefde voor vertellen in herhaling-met-variatie. In wederom best
pittige taal gaat het van ‘Het was niet dat….’, ‘Het kwam niet doordat…’, het
herhaalde ‘ging op zoek naar een vrouw’ en ‘maar vond geen vrouw’. Ook
variërende zinnetjes over de neus van meneer Hummeling getuigen ervan. Het
laconiek vertelde verhaal is bedrieglijk simpel: meneer Hummeling heeft
merkwaardig genoeg geen vrouw, dan verschijnt er een nieuwe buurvrouw, hij
krijgt haar via een omwegje. Dat omwegje wordt erg slim verteld en in beeld
gebracht, met aanwijzingen die je bij eerste lezing bij lange na niet allemaal
oppikt.
Een aap op de
wc. Een dierentuin in oorlogstijd en Wij waren
hier eerst, twee non-fictieboeken, allebei over de precaire relatie tussen
dieren en mensen, zijn tot nu toe het meest opgevallen. Allebei kregen ze een
Zilveren Griffel. Een aap op de wc beschrijft diergaarde Blijdorp in
Rotterdam. De dierentuin staat niet ver voor een verhuizing vanuit het centrum
naar de huidige plek als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Vele dieren leggen
het loodje, op sommige en enkele overlevers wordt ingezoomd, maar ook op de
verzorgers die proberen te redden wat er te redden valt.
Hetzelfde
doet Akveld in Wij waren hier eerst. De titel slaat zowel op de
Zuid-Afrikanen, in hun land speelt het verhaal, als op de dieren. Met de komst
van de Europeanen begon de ellende, daarvoor kon de natuur de omgang met de
mens aan. Akveld reisde een aantal maanden door het land en legde in dertien
(symbolisch?) hoofdstukken de stand van zaken bij evenzovele diersoorten vast.
Ze kiest daarbij voor een aantal musts als de olifant, de pinguïn en de
leeuw, maar beschrijft ook, humoristisch en met liefde, enkele dieren uit de
zogenoemde Ugly Five, zoals de gier en het knobbelzwijn (samengebracht in een
geestige tekening van de Zuid-Afrikaan Piet Grobler). Akveld laat heel
voorzichtig zien dat ze niet echt optimistisch is over de kansen van de meeste
dieren, maar geeft, ook met het oog op haar publiek, de meeste aandacht aan
karakter, leefgebied, uiterlijk en kánsen van de dieren. En aan de
vrijwilligers, actievoerders en beroepsverzorgers die bergen werk verzetten, in
hun strijd tegen handelaren, stropers en corrupte politici.
Een uitvloeisel van dit boek is Mijn kleine safari
(2017), gemaakt voor peuters en kleuters. Aan de hand van foto’s van dezelfde
fotograaf, Justin Fox, geeft ze ze de kans op hun manier goed naar de Zuid-Afrikaanse
dieren te kijken. Dit doet ze door per twee foto’s vooral te werken met
tegenstellingen (dag-nacht, bontkraag-kale nek), maar ook met verschillende
bewegingen en acties als kruipen-graven, klimmen-springen.
Er volgde nog een derde boek
naar aanleiding van de reizen naar (Zuid-)Afrika, nu voor 8-plussers, die in
haar ogen kennelijk nog niet bediend waren: Wat niet in de safarigids van je ouders staat. Een sterk, humoristisch en strak geschreven overzicht van een
aantal diersoorten waarbij de nadruk ligt op hun verschijning, uiterlijk en
leefwereld. Je kunt al lezend op safari, en leert onderweg geluiden en tekens
(als poep, voetsporen) herkennen. Het engagement is nu wat bescheidener, maar
het is er nog wel, bij voorbeeld in het enigszins vileine hoofdstukje over de
mens en de beschrijving van de gevolgen van de komst van de West-Europeanen
naar Afrika.
Een aap op
de wc. Een dierentuin in oorlogstijd
Het derde motto (een
tekst van Roos Rebergen) van dit bijzondere boek met originele invalshoek
luidt: ‘De Tweede Wereldoorlog, wie kent-em niet’. In de proloog van Een aap
op de wc geeft ze aan waarom ze ook hier voor het dier kiest: ‘Er zijn de
afgelopen 75 jaar bibliotheken volgeschreven over de Tweede Wereldoorlog. De
meeste van die boeken gaan over mensen.’ In haar boek is de hoofdrol voor de
dieren, die ‘er niets mee te maken hadden en toch werden ze erdoor getroffen’.
Ze woonden namelijk in de Rotterdamse dierentuin. Over het lot van de dieren
tijdens de gruwelijke meidagen van 1940 hoor je nauwelijks iets.
Akveld vertelt
openhartig over lief en leed, met humor en met gruwelijke details, soms
laconiek of terloops, soms expliciet. De dieren sterven door de bommen en de
brand, maar een flink deel (vooral van de roofdieren) moest afgeschoten worden.
Daarna deelt ze bijna gezellig mee hoe veel bezoekers de dierentuin in de
oorlog wel niet trok.
Het boek, met op het omslag de chimpansee Josephine op de c
van wc, is helder ingedeeld in drieën: voor, tijdens en na 10/15 mei, de dagen
van de beschietingen, de bombardementen en de brand. Akveld wisselt de
geschiedenis van de dierentuin (al 87 jaar oud in 1940) af met portretten van
enkele dieren, fraai getekend door de Rotterdammer Martijn van der Linden.
Sommige van die dieren ken je dus al een beetje voordat de bommen vallen, je
betrokkenheid is daardoor groter. Het ontroerendste verhaal, in etappes
verteld, gaat over twee nagenoeg
roerloze overlevers, de pantserkrokodillen Matata en Makuna, allebei meer dan
80 jaar geworden. Akveld gebruikt hun geschiedenis ook om te reflecteren op het
al dan niet happy end van het boek. De laatste overlever van Blijdorp
sterft, maar krijgt waarschijnlijk een naleven in het Rotterdamse
Natuurhistorisch Museum. Zoals gebruikelijk heeft Akveld zich goed ingelezen
(haar bronnen staan achterin), soms, heel even, hielp de verbeelding een gat in
de geschiedenis op te vullen. Een deel van de tekst is weer gebaseerd op
interviews, met de verzorger van de pantserkrokodillen, een kenner van
Rotterdam en de dochter van de man die directeur was rond en tijdens de oorlogsjaren.
Waardering
De boeken over de
illustratoren zijn in het algemeen positief ontvangen, de meeste kritische
noten worden gekraakt als het gaat om ABC Dragt.
Jen de Groeve (Mappalibri.be) is, zonder
reserves, enthousiast over aanpak, research en resultaat van Tekenaars:
‘Ze evoceert hen in een beeldrijke, heldere taal met een zeer prettig
leesritme. Haar teksten nodigen uit om op het spoor dat ze uitzet, verder te
denken en laten toe zelf verbanden, tussen persoon en werk, leerschool en
carrière, en bij gelegenheid ook tussen de illustratoren onderling.’ In Leesgoed
prijst Karin Kustermans het boek om dezelfde redenen en voegt daar aan toe dat
Akveld met dit boek bewijst dat er ‘op een andere [dan vooral tekstgerichte],
veel diepgaandere manier over illustraties geschreven kan worden.’
Ook voor Thé
Tjong-Khing is waardering, het is in de ogen van Brenda Froyen ‘een
haarfijne analyse van zijn werk, waarin aandacht is voor compositie,
kleurgebruik, beeldende motieven en professionele groei’ (Mappalibri.be).
Veerle Vanden Bosch (in De Standaard) meent dat deze ‘uitstekende
typering van zijn werk’ een groter formaat en een mooiere vormgeving verdiende.
ABC Dragt
daarentegen krijgt vooral lof voor de vormgeving en het beeldmateriaal.
Inhoudelijk zijn er twee, bij nagenoeg alle recensenten voorkomende bezwaren: ABC
Dragt is een boek dat vooral de fans/kenners bedient. Volgens Judith
Eiselin (NRC) kunnen Akveld en Terhell bovendien niet loskomen van hun
eigen enthousiasme als fan. Ten tweede voldoet het werk niet als het gaat om
nieuwe kennis over (het leven van) Tonke Dragt.
Positief, met kanttekeningen, is
er gereageerd op Sieb Posthuma. Pjotr van Lenteren (de Volkskrant)
ziet enige aarzeling bij Akveld door te vragen bij wat persoonlijker
onderwerpen. Kyra Fastenau (Mappalibri.be) vindt het
slot (een wat herhalend interview met Posthuma) het minst geslaagd. Maar verder
is ze enthousiast, vooral over het hoofdstuk waarin Posthuma’s technieken en
ontwikkeling echt diepgaand aan de orde komen. Beide recensenten eindigen met
een algemene, waarderende quote over Akvelds bijdrage aan de jeugdliteratuur.
‘Met haar toegankelijke, doch stevig gefundeerde naslagwerken levert ze een
belangrijke bijdrage aan de emancipatie van jeugdliteratuur en illustratie als
volwaardige kunstvormen.’, stelt Fastenau. En Van Lenteren constateert dat
‘[ze] groeit in haar rol als kinderboekenexpert.’
De kritiek op de jeugdboeken
is vriendelijk (Olle, Ga toch fietsen!), positief (Meneer
Hummeling, Wij waren hier eerst) en zeer positief (Van wie is…?, Een aap op de wc,).
Over haar debuut Olle
schrijft Coosje van der Pol (Mappalibri.be):
‘Akveld en Posthuma brengen een humoristisch verhaal op een laconieke,
understated manier. Een verhaal zonder apotheose, maar wel met subtiele en
eigenzinnige humor.’ Harm de Jonge beschouwt dit werk van Akveld ‘als speels
tussendoortje, als adempauze bij de research voor het grotere werk’ [namelijk
schrijven óver jeugdliteratuur](Dagblad van het noorden).
Bij Ga toch fietsen! (2014) gaat de meeste
aandacht naar de illustraties, maar de tekst wordt niet vergeten, de ene keer
positief, de andere wat negatiever. ‘Ik vind dat [het goedmaken] meesterlijk
geschreven’, vindt Herman Verschuren (op lezenenschrijven.blogspot.com).‘Deze
ruzie is echt heel mooi onder woorden gebracht.’ Lieve Raymaekers oordeelt (op pluizer.be)
positief over de onafgemaakte zinnetjes, maar vindt het inzakken van de woede
uiteindelijk saai. Verder neemt ze het de uitgever kwalijk dat die de tekst als
onbelangrijk presenteert. ‘Hoe anders te verklaren waarom deze in de linkerbovenhoek gepropt
zit?’
Over de Van
wie is….?-reeks niets dan goeds. De serie leunt uiteraard op de genialiteit
van een stelletje topillustratoren, maar de recensenten vergeten Akveld niet.
In de woorden van Jaap Friso: ‘Simpele ideeën zijn niet zelden de beste.[…..]
Akveld bedacht het concept en snapt goed wat de jongste peuters willen lezen.
Weinig tekst, veel herhaling en vragen waar ze het antwoord op weten’ (jaapleest.nl).
Kim Kleine (leesfeest.nl)
typeert Meneer Hummeling ‘…met korte zinnen en een
luchtige insteek geeft Joukje Akveld er een simpele draai aan. En dat maakt de
tekst juist zo krachtig.’
Dan de twee non-fictieboeken. Stijl, compositie en
originele invalshoek van Een aap op de wc worden in alle besprekingen
uitvoerig geprezen. ‘Akveld bezigt een transparante, vrij directe stijl, zonder de
lezers als zogenaamd alwetend verteller aan te spreken of een vereenvoudigde
versie van de feiten te geven. Zo ontstaat een realistisch en oprecht portret
van een dierentuin tijdens de oorlog, waarin Akveld ook kritisch durft te
zijn’, meent Jürgen Peeters (Mappalibri.be). Jaap Friso
( jaapleest.nl) waardeert de aanvulling van het boek als
oorlogsvertelling: ‘Tussen alle kinderboeken over ondergedoken kinderen en
kampervaringen is dit een verrassende invalshoek die ze secuur en uitvoerig
uitwerkt’. Dat je, na de haast keuvelende beginvertelling, bij de start van de
oorlog ineens bij je lurven gegrepen wordt, is een extra pluspunt voor Pjotr
van Lenteren en Susan Venings.
Wij
waren hier eerst wordt vooral gewaardeerd om de vlotte stijl, de humor en de keuze de
kinderen bij het lezen met van alles te confronteren, maar ze daarbij niet te
ontmoedigen. Venings noemt het mede daardoor ‘uniek informatief’ (op kinderboeknpraatjes.nl).
Met ‘Spannende, scherpzinnige teksten in een sprankelende taal, die baden in
een sfeer van avontuur’ typeert Jen de Groeve (op Mappalibri.be) het boek.
In de NRC is Thomas de Veen tevreden over de vaak ‘daverende stijl’ en
een schitterend hoofdstuk als dat over de walvis. Maar dertien hoofdstukken
vindt hij wat veel om de boog strak gespannen te houden. Van Lenteren (de Volkskrant) is enthousiast, vooral over de
ironische ondertoon in de reisverhalen, maar constateert een teveel aan
verontwaardiging: ‘Onprettig lezen de lange monologen van de activisten.’ Een originele
typering van het ‘vervolgboekje’ geeft Mathilde Lemm (op pluizuit.be): ‘Met Mijn kleine safari krijgt het traditionele eerste-woordjes-boek
een opfrissing.’
De lof voor Wat niet in de safarigids van je ouders staat (2020)
was unaniem. Enige minpuntje dat aan de orde komt: inhoudsopgave en
paginanummers op de lijst met dieren ontbreken. Maar ondergetekende ziet daar,
op Mappalibri.be, wel de charme van: je gaat weer lekker
bladeren en blijft ergens hangen.
Bibliografie
Over jeugdliteratuur
Dubbelzinnige Kinderliteratuur:
verschuivingen binnen het literaire polysysteem. Utrecht/Nijmegen,
Universiteit Utrecht/Katholieke Universiteit, 1998. [doctoraalscriptie, o.a. in
te zien in de Koninklijke Bibliotheek]
Tekenaars: kinderboekenillustratoren geportretteerd. Met foto’s van
Amber Beckers. Hoogland & Van Klaveren, 2010.
& Annemarie
Terhell, Thé Tjong-Khing: van strip tot
sprookje. Haarlem, Gottmer/Becht, 2011.
& Annemarie
Terhell, ABC Dragt: de werelden van Tonke
Dragt. Amsterdam, Leopold, 2013.
Sieb Posthuma: van toen, tot hier, en nu verder. Hoogland & Van
Klaveren, 2013.
De tekenaars van de versjes van Annie M.G.
Schmidt. Online tentoonstelling Literatuurmuseum Den Haag, 2020. Op: https://literatuurmuseum.nl/verhalen/annie-mg-schmidt/inleiding.
Jeugdboeken
Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had.
Met illustraties van Sieb Posthuma. Houten, Van Goor, 2012.
& Annemarie Terhell (sam.), Het Gottmer Prenten (doe)boek.
Vormgeving: Mirjam Wilbrink. Haarlem, Gottmer Uitgeversgroep, 2012.
Ga toch fietsen!. Met illustraties van Philip Hopman. Amsterdam,
Querido, 2014.
Van wie is die hoed?. Met illustraties van Thé Tjong-Khing.
Haarlem. Gottmer, 2015.
Een
aap op de wc: een dierentuin in oorlogstijd. Met illustraties van Martijn
van der Linden. Hoogland & Van Klaveren, 2015.
Van wie is dat huis?. Met
illustraties van Annemarie van Haeringen. Haarlem, Gottmer, 2016.
Van wie is die auto?. Met illustraties
van Philip Hopman. Haarlem. Gottmer, 2017.
Wij waren hier eerst. Met illustraties van Piet Grobler. Met foto’s
van Justin Fox. Haarlem, Gottmer, 2017.
Van wie is die staart?. Met illustraties van Martijn van der
Linden. Haarlem, Gottmer, 2017.
Meneer Hummeling zoekt een vrouw. Met illustraties van Noëlle Smit.
Hoogland & Van Klaveren, 2017.
Mijn kleine safari. Met foto’s van Justin Fox. Haarlem, Gottmer,
2017.
Van wie is die sok?.
Met illustraties van Charlotte Dematons. Haarlem, Gottmer, 2018.
Wat
niet in de safarigids van je ouders staat. Met foto’s van Ariadne Van
Zandbergen. Haarlem, Gottmer, 2020.
Over Joukje Akveld
Over de
boeken over jeugdliteratuur
Karel Berkhout, Illustrator is
geen kunstenaar. In: NRC, 6-10-2010. [Over Tekenaars]
Karen Kustermans, Wat heb je aan een boek zonder plaatjes of gesprekken?
In: Leesgoed jaargang 37 (2010), nr. 6, p. 198-200. [Over Tekenaars]
Jen de Groeve, 'Ik ben illustrator, iemand die boeken verlucht'.
Joukje Akveld, Amber Beckers: Tekenaars. In: De Leeswelp,
jaargang 16 (2010), nr. 9, p. 355-359.
Veerle Vanden Bosch, Vloeken met Vos en Haas: Thé
Tjong-Khing. Van Strip tot sprookje – Joukje Akveld en Annemarie Terhell. In: De
Standaard, 28-10-2011.
Brenda Froyen, Van naturalist tot
sprookjesillustrator. Joukje Akveld, Annemarie Terhell: Thé Tjong-Khing: Van
strip tot sprookje. In: De Leeswelp, jaargang 18 (2012), nr. 1, p.
20-22.
Joep van Ruiten, De
werelden van Tonke Dragt. In: Dagblad van het noorden, 23-2-2013. [interview]
Mariëlle Oussoren-Buys, Struinen
door het woud van Tonke Dragt. In: Reformatorisch Dagblad, 2-3-2013.
Judith Eiselin, Zwijmelen bij de
M van Mysterie. In: NRC, 8-2-2013. [Over ABC Dragt]
Kirstin
Vanlierde. ABC Dragt. In: De Leeswelp, jaargang 19 (2013), nr. 3, p.
116.
Veerle Uyttersprot, ABC Dragt. Op www.pluizer.be,
22-1-2015.
Pjotr van Lenteren, Sieb
Posthuma: van toen, tot hier, en nu verder. In: de Volkskrant,
28-9-2013.
Peter van Brummelen, Ironisch maar niet koket. In: Het Parool,
3-10-2013. [Over Sieb Posthuma]
Marja Boonstra, Schoonheid,
troost en humor. In: Leeuwarder Courant, 18-10-2013. [Interview met Sieb Posthuma]
Kyra Fastenau,
Joukje Akveld: Sieb Posthuma. Op: www.mappalibri.be, archief.
Over de jeugdboeken
Jaap Friso, Zonder
bril is het leven een stuk leuker. Op: www.jaapleest.nl. [Over Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had]
Coosje van der Pol, Olle wist zeker dat hij geen bril nodig had. Op
www.mappalibri.be
z.a. [Tien!], Recensent wordt schrijver. In: Leesgoed, jaargang 39 (2012), nr. 5, p. 21.
Martin
Hendriksma, Olle weigert volwassen te worden. In: Het Parool, 26-9-2012.
[interview met Posthuma en Akveld]
Harm de Jonge, Olle ziet de
wereld door een roze bril. In: Dagblad van het noorden, 6-10-2012.
Jaap Friso, Het bliksemde tussen zijn oren. Op: www.jaapleest.nl. [Over Ga toch fietsen!]
H.
[Herman Verschuren], Ga toch fietsen! Op: overlezenenschrijven.blogspot.com,
8-11-2014.
Lieve
Raymaekers, Ga toch fietsen! Op: www.pluizer.be, 2-1-2015.
Jaap Friso, De dieren begrepen niets van de oorlog. Op: www.jaapleest.nl. [Over Een aap op de
wc]
Pjotr van Lenteren, Dieren op drift. In: de Volkskrant, 2-5-2015. [Over Een aap op de wc]
Susan
Venings, Van wie is die hoed? Op: www.kinderboekenpraatjes.nl,
4-5-2015.
Marjon Kok, Een happy end met krokodillen. In: Het
Parool, 4-5-2015. [Interview n.a.v. Een aap op de wc]
Jann
Ruyters, Bommen op de Diergaarde: Hoe verging het Hakouna de krokodil daarna?
In: Trouw, 9-5-2015.
Susan Venings, Een aap op de wc. Op: www.kinderboekenpraatjes.nl,
15-5-2015.
Jürgen Peeters,
Een aap op de wc. Op: www.mappalibri.be,
archief 2015.
Ann Uleners, Dieren in de
hoofdrol. Toch? : over Een aap op de wc van Joukje Akveld en Martijn
van der Linden. In: Literatuur zonder leeftijd,
jaargang 30 (2016), nr. 99, p. 242-247.
Jaap Friso, Alles draait om de
eenvoud. Op: www.jaapleest.nl. [Over Van wie is dat huis?]
Thomas
de Veen, De beste nieuwe prentenboeken: die van Jeffers en Van der Linden. Op: www.nrc.nl, 23-6-2017. [Over Van wie is die staart?]
Jaap Friso, Poeder van gemalen gierenogen. Op: www.jaapleest.nl. [Over Wij waren hier eerst]
Lodewijk
Dros, Wat een ondier is de mens. In: Trouw, 1-7-2017. [Over Wij waren
hier eerst]
Susan Venings, Wij waren hier eerst. Op: www.kinderboekenpraatjes.nl, 13-7-2017.
Thomas de Veen, Waar dieren en mensen op elkaar botsen. In: NRC,
14-7-2017. [Over Wij waren hier eerst]
Mirjam Noorduijn,
‘Er zijn niet te veel olifanten, er zijn te veel hekken.’ In: Lezen 12 (2017), afl. 2, p. 16-17. [interview n.a.v. Wij waren hier eerst]
Jen
de Groeve, Wij waren hier eerst. Op: www.mappalibri.be, archief 2018.
Jaap Friso, De juiste vrouw zit gewoon in de bus naar huis. Op: www.jaapleest.nl. [Over Meneer Hummeling zoekt een vrouw]
Kim [Kleine], Een potje zonder
deksel. Op: www.leesfeest.nl. [Over Meneer Hummeling zoekt een vrouw]
Susan Venings, Van wie is die sok? Op: www.kinderboekenpraatjes.nl,
6-4-2018.
Jürgen Peeters, Sprookjesfiguren zijn kledingstukken
kwijt. Op: www.cuttingedge.be, 9-4-2018. [Over Van wie is die sok?]
Jan Van Coillie, Van wie is die sok? Op: www.mappalibri.be,
archief 2018.
Annelies Verbist, Mijn kleine safari. Op: www.pluizer.be.
Mathilde Lemm, Mijn kleine safari. Op: www.pluizuit.be,
augustus 2018.
Nikki Silvis, Op safari vanaf je eigen bank. In: Het
Parool, 22-3-2020. [interview]
Pjotr van Lenteren, Echte wilde
dieren zien kan nauwelijks leuker zijn. In: de Volkskrant, 17-4-2020.
Mirjam Noorduijn, Een safarigids die ook oog voor het kleine
heeft. In: NRC, 24-4-2020.
Henk van Viegen, Wat niet in de
safarigids van je ouders staat. Op: www.mappalibri.be, mei 2020.
Susan Venings, Wat niet in de safarigids van je ouders staat –
Jouke Akveld. Op: www.kinderboekenpraatjes.nl, 11-5-2020.
Bas
Maliepaard, Deze safarigids voor kinderen is geestig en informatief. In: Trouw,
24-5-2020.
Websites
joukjeakveld.com/over-joukje
https://literatuurmuseum.nl/verhalen/annie-mg-schmidt/inleiding [over de
illustraties bij en tekenaars van de
versjes van Annie M.G. Schmidt]
deze pagina printen of opslaan