15+ - In de flinke hoeveelheid toekomstfantasy die verschijnt voor
young adult, zit met enige regelmaat een echte dystopie. Veel daarvan speelt in
een verre of onbestemde toekomst, of is postapocalyptisch. In de dystopie staat
de heersende maatschappelijke orde ter discussie en wordt getoond in welke
akelige maatschappij we straks terechtkomen als het doorgaat zoals het gaat. Het
maatschappijkritische effect is het sterkst als de beschreven maatschappij niet
te ver in de toekomst ligt. Dan immers pakt de lezer door herkenning ervan die kritiek
het beste op. Populair zijn de motieven overbevolking en aantasting van het
milieu. Tien tegen één is er sprake van een alles controlerend totalitair
regime (‘big brother’), wordt grote waarde gehecht aan aanpassing en
uniformiteit, en dient de eenling of de vreemdeling uit het beeld te
verdwijnen.
Het
sleutelbeengebaar is van zo’n soort dystopie een goed en zeer geslaagd voorbeeld.
Het toont, naast het bekende hier bovengenoemde, in een spannend verhaal de
kwalijke gevolgen van censuur en digitaal toezicht, vervreemding van de
productie van ons voedsel, nationalisme (er is een heuse ‘pure-localspatrouille’)
en protectionisme, toenemende invloed van artificiële intelligentie en de
onzekere situatie en lage status van de arbeidsmigrant. Opvallend is, puur
toevallig in deze coronatijd, dat Van Cauteren een maatschappij tekent die net
een virus achter de rug heeft, waardoor we al in de derde zin van de hoofdtekst
een mondmasker tegenkomen.
De aanleiding voor het schrijven van dit boek was voor Van
Cauteren een bericht over Japan, namelijk dat dat land bij de aanpak van de
schaarste aan arbeidskrachten niet kiest voor buitenlandse arbeiders, maar voor
het op grote schaal inzetten van robots, wat vooral opvalt in de zorg. Het
levert in haar boek een mooie confrontatie op tussen een van de, zoals zij ze
noemt: ‘niet-locals’ en de nieuwe, haast humanoïde (zorg/gezelschaps)robot C2.
Die confrontatie lijkt even in de richting te gaan van rivaliteit, zoals in de
vorig jaar verschenen roman van Ian McEwan, Machines zoals ik (De Harmonie 2019). Maar al heel snel
is er sprake van samenwerking en later van vriendschap. Dat kan ik hier wel verklappen,
het staat op het achterplat.
Al meteen op de
eerste pagina wordt de hoofdpersoon, Botan (Bot), aangezien voor een robot. Hij
snapt dat eerst niet, maar zijn boezemvriend Plin, allebei zijn ze niet-locals,
wijst hem op de etalage van een mediawinkel waar zijn evenbeeld, robot C2, hem
aankijkt. Als reactie op een poging portretrechtgeld binnen te halen, krijgt
Botan het bericht dat zijn account voor het gebied waar hij woont, de Verenigde
Steden, binnenkort verlopen is. Niet-locals moeten het gebied uit, vooral omdat
ze rommelige DNA’s hebben. Ze zijn namelijk nagenoeg altijd het product van
‘wilde voortplanting’ (een erg leuk motief in het boek), in tegenstelling tot
de zuivere Stedelingen, die in het laboratorium geconcipieerd zijn.
De twee vrienden
worden op transport (als in oude tijden, en beladen: op de trein) gesteld, waarschijnlijk
om in de woestijn gedropt te worden. Plin helpt Bot te ontsnappen. Bot weet een
C2 te volgen naar het appartement van een nagenoeg blinde, 18-jarige
gehandicapte (Yuki), neemt na een tijdje observeren diens plaats in, maar wordt
op een gezellige manier ontmaskerd. Ook Yuki is het product van ‘wilde
voortplanting’ (dochter van een niet erg monogame mediaberoemdheid, Nona Satou),
uiteindelijk zal zij (dus) eveneens het gebied moeten verlaten. Ze maken samen
met een oude bekende een vluchtplan, en hopen zo terecht te komen buiten de
Verenigde Steden. Op een plek waar de natuur gerespecteerd wordt, in plaats van
gezien als vijandig aan de mens.
Het boek begint met
een schuingedrukt stukje tekst, met als titel ‘Blind getypt’. Er volgen er nog
heel wat van, na enige tijd hebben we door dat hier Yuki aan het woord is. Leuk
gedaan, zo ziet de lezer ook hoe zij een en ander ondergaat. Het verhaal wordt
verteld in vier helder gepresenteerde (ook in de vorm: vier zwarte pagina’s), bijna
compleet klassieke delen: expositie, intrige, (langzame stijging naar de) climax
en afwikkeling. De titel komt heel terloops al vrij in het begin even langs, als
een controleuse bij Yuki komt kijken, en wordt daarna een intrigerend motief. Daar
is Van Cauteren trouwens erg goed in, in die terugkerende elementen, zoals ‘verbinding
maken met je innerlijke tuin’ op belangrijke momenten. Dat laatste heeft Bot
opgestoken van zijn niet-biologische vader, pa Ran, die hem en Plin ook een
tamelijk laconieke manier van bidden leerde. Een zinnetje met ‘Bidden wij
voor…’ duikt geregeld gezellig op.
Gaan Bot en Yuki het redden? Een dystopie kan misschien
beter niet gelukkig eindigen, maar een ontsnapping aan de getoonde wereld kan
de waarschuwing toch intact laten…
Hilde Van Cauteren: Het sleutelbeengebaar, Davidsfonds/Infodok,
Leuven 2020, 144 p. ISBN 9789002270611. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan