De vertellingen van duizend-en-één-nacht, daar
deden de Hele verhalen voor een halve
soldaat me aan denken. Niet alleen door het gebruik van een kaderverhaal,
maar ook en vooral door de sprookjesachtige sfeer waarin je als lezer van bij
het begin wordt ondergedompeld.
Het openingsfragment - ‘Het verhaal van de wacht’ – is zó
visueel dat je het meteen voor je ziet én de spanning voelt die over het
gebeuren hangt. Een grenswachter ziet een jongen naderen over de vlakte. ‘Alles
aan hem slobberde, flodderde, wapperde en fladderde.’ De wacht herkent de
jongen meteen. Waarom, dat blijft voor de lezer een raadsel, net al de ‘gift
voor de Vrede’ die hij van de jongen eist. Wanneer niets van wat de jongen bij
zich heeft de wachter tevreden kan stellen, eist die, terwijl hij zijn
kromzwaard van schouder verandert: ‘Geef dan maar je oren.’
Het kader is meteen geschetst ,
een kader waarin vijf broers elk een verhaal vertellen. Het lijken losse
verhalen, maar op het eind worden ze als een magische slinger aan mekaar
gehecht door het verhaal van de wachter zelf. Elk verhaal is een parel met de
glans van aloude sprookjes: het verhaal over het weeskind Ninetta dat door haar
onvoorstelbare wilskracht ontsnapt aan de kindermoordenaar van Badoum; het
verhaal over de vloek van Duizend Vadem en hoe Warre zijn broer redt; over
Zilver, die de woestijn als bruid krijgt; over Sebastiaan die met behulp van
een kinderheilige een oorlog moet afwenden en over Zetta, een dwergmeisje dat
als marionet in de huid kruipt van de vrouwen van Blauwbaard. De invloed van
bekende sprookjes is nooit ver weg, met onder meer verwijzingen naar de gruwel
van Hans en Grietje, Klein Duimpje of Blauwbaard, maar ook met details zoals de
honden die luisteren naar de naam ‘Grimm’. Ook andere klassiekers zinderen op
de achtergrond. De kleine Zetta doet denken aan Alice, zeker wanneer ze
zichzelf streng toespreekt. En de liedjes bezitten de geheimzinnigheid van oude
bakerrijmen.
Elk
van de binnenverhalen wordt zo intens verteld dat je er als lezer helemaal in
opgaat. Dat ervaar je bijvoorbeeld sterk wanneer je op het einde van het eerste
verhaal als het ware uit een andere wereld wordt weggerukt: het was ‘maar een
verhaal’, maar dan wel zo knap verwoord dat je erin bent gaan geloven, hoe
onwaarschijnlijk het ook was. In die magische
sfeerschepping steekt de grootste kracht van Benny Lindelauf. Het is de kracht
van het suggestieve beeld en het raak gekozen detail. In de beschrijvingen
van het ijs op het meer, de wind in het Vredespaleis, de lawine die de jonge
wachter zijn voet en zijn moeder kostte of het gehuil van de wolf ervaar je aan
den lijve de koude, de vernietigende kracht, de schier ondraaglijke pijn of de
ijzige angst. En altijd weer word je betoverd door een trefzekere, soms
bezwerende verwoording:
‘Kwam het door de wonderlijke, lauwe windstille nacht met
de maan als een gebutst reuzenei boven de vlakte? Kwam het door Vierde
Oudstebroer zelf, omdat wie twijfelt geen enkele gedachte, geen enkel beeld of
idee in de kou laat staan?’
Het wekt dan ook geen verwondering dat er in dit boek
meerdere opmerkelijke uitspraken te lezen vallen over de kracht van verhalen.
Zo bedenkt de Vierde Oudstebroer: ‘Was het geen wonder wat verhalen konden
teweegbrengen?’ Over de kracht van gruwelverhalen luidt het: ‘Er is geen beter
medicijn tegen de gruwelen van deze wereld […] dan de gruwelen uit het rijk der
verbeelding.’ En hoe mooi wordt niet de aandachtige luisteraar getypeerd:
‘Hij had altijd gedacht dat luisteren iets was wat je met
je oren deed, maar het luisteren van het joch zat in zijn hele lijf. In de
licht gebogen houding, in de handpalmen die open op zijn knieën lagen, in zijn
mond die lichtjes openstond, en in zijn ogen die vanaf zijn eerste woorden een
onverwacht diepe glans hadden gekregen.’
Over de illustraties van Ludwig
Volbeda hangt eenzelfde mysterieuze sluier als over de verhalen. Ze lijken niet
van deze wereld, hoe gedetailleerd ze ook zijn. Bewonder bijvoorbeeld het
interieur van de abdijkerk met het prachtige, gotische gewelf en hoe dat vervreemd
wordt door de tropische planten die de vloer overwoekeren. De schat van Frau
Schwarz tekent hij als een geheimzinnig retabel met fabeldieren. De
geabstraheerde wolvenkoppen in het kader rondom de hollende wolf versterken het
akelige karakter ervan. En hoe suggestief is niet de prent met het bruine en
zwarte, doorkraste vlak dat de nachtelijke ijsvlakte van Duizend Vadem oproept?
Tekst en beeld
zijn pure magie. Net als Hoe Tortot zijn vissenhart verloor,
waar dit boek de voorgeschiedenis van vertelt, kan geen jury om deze
wonderlijke verhalenschat heen.
Benny Lindelauf, Ludwig Volbeda (ill.): Hele verhalen voor
een halve soldaat, Querido, Amsterdam 2020, 277 p. : ill. ISBN 9789021414713.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan