Adolescenten

JEUGDBOEKEN NR. 5, MEI 2021

Dante Alighieri, Lies Lavrijsen, Sophie Pluim (ill.): De hel. Verteld door Lies Lavrijsen

door Inge Lanslots

15+ - Dantelezers stellen altijd dat De hel, het eerste deel van zijn Goddelijke komedie, het best wegleest omdat er erg boeiende zondaars in rondwaren. In het daaropvolgende Vagevuur zijn de beschreven personages al wat braver, om nog maar te zwijgen van die in Het paradijs… Het is precies dat eerste, sappige deel van Dantes Goddelijke komedie die kleine uitgeverij Blossom Books uitbrengt voor een jong lezerspubliek.  

Dat Dantes Komedie een van de klassiekers uit de Italiaanse én wereldliteratuur, is een open deur intrappen, maar je kan niet om het opzet en de geografie van dat meesterwerk heen. Bij aanvang van Dantes tekst bevindt de ik-verteller, Dantes alter ego, zich in een duister, dreigend woud, een allegorische verbeelding van de crisis die het personage doormaakt. Om uit die crisis te raken, doet Dante hem een louteringstocht aanvatten die hem weer op het goed pad moet brengen. Dantes alter ego wordt hierin begeleid door een gids, eerst door Virgilius en dan door Beatrice, respectievelijk een van Dantes literaire helden en zijn muse-platonische liefde die hem te vroeg ontvallen was. Hun gezamenlijke tocht is er eentje langs allegorische plekken, de hel, het vagevuur en het paradijs, waartoe de heidense Virgilius de toegang wordt ontzegd en waar Beatrice het van hem overneemt. De lezer moet zich de hel verbeelden als een steeds smaller wordende koker met verschillende kringen binnenin de aarde die Virgilius en Dantes personage op hun tocht afdalen, het vagevuur is dan weer een berg op de aarde met andere kringen die beklommen moet worden en het paradijs is een opeenvolging van cirkels rondom de aarde.
 
Terwijl in het paradijs (te) deugdzame en dus ook wel saaie personages ten tonele worden gevoerd, ontmoet Dantes personage in de hel en het vagevuur zondaars van allerlei slag die elk hun verhaal willen brengen, van wreedaards en tirannen over ‘gewone’ moordenaars en geweldplegers tot overspeligen. Breng je al die verhalen samen dan leest Dantes Komedie als een encyclopedie van de middeleeuwen, waarin Dante probleemloos religie, mystiek, spiritualiteit, filosofie, geschiedenis, wereldbeelden, scholastiek, mythologie, literatuur, getallensymboliek… met elkaar verweeft. Dantes tijdgenoten hadden geen enkele moeite om alle indirecte verwijzingen te vatten – de perifrase is een van Dantes typische stijlkenmerken, maar voor de hedendaagse lezer bieden voetnoten, ook in vertalingen, vaak de broodnodige achtergrondinformatie. Die noten verstoren zelden het leesplezier: Lies Lavrijsen geeft die voor haar jonge lezers immers een heel eigentijdse twist. Zo lezen we in noot 59 het volgende over Cerberus:
 
‘Cerberus was in de Griekse mythologie een bloeddorstige hond met drie koppen die de onderwereld bewaakte (als je Harry Potter hebt gelezen, komt hij je ook wel bekend voor als Pluisje). Dante heeft hem hier wat menselijkere trekjes.’
 
Enkele noten daarvoor weidt Lavrijsen uit over het tragische verhaal van de geliefden Paolo en Francesca die in de teksten niet bij hun naam genoemd worden. De geesten van die geliefden, die vermoord werden toen ze door Gianciotto, Paolo’s broer en Francesca’s echtgenoot, betrapt werden, vinden geen rust in een hel waar het overwegend ijskoud is (noot 56, 55). In diezelfde noot lees je dat die twee geliefden echter nog zovele kunstenaars na Dante inspireerden, zoals Rodin, maar ook Gustave Doré wiens dramatische gravures menige Dante-vertaling begeleiden.
 
Lavrijsens vertaling wordt dan weer verlucht door de beginkapitalen van elke zang (‘hoofdstuk’) en enkele illustraties van de hand van Sophie Pluim, zoals die van de Hel, die steeds smaller wordende koker met onderaan het verblijf van de Duivel. Het hadden er echter best wat meer mogen zijn, zeker als je jonge(re) lezers wil aanspreken. In combinatie met de linnen omslag en de folieopdruk had De hel zich als een hedendaags manuscript kunnen poneren. Op tekstniveau slaagt vertaalster Lavrijsen er dan wel weer in om Dantes tekst, opgevat als een dichtwerk, de allure van een eigentijds langgerekt gedicht te geven. Hiervoor liet ze, zoals ze in het voor- en nawoord verduidelijkt, het door Dantes klassieke en strakke rijmschema los en inspireerde ze zich aan hedendaagse poetry slam, spoken word en rap (wat Baz Luhrmann haar al voordeed in zijn Shakespeare-adaptatie Romeo + Juliet uit 1996). In Lavrijsens interpretatie geeft de typesetting de vlotte ritmische tekst verder vorm. Lavrijsen spreekt de wens uit dat haar vertaling niet alleen gelezen maar ook voorgelezen of voorgedragen wordt. Om de lezer alvast even te laten proeven van de nieuwe vertaling, leggen we Lavrijsens portret van niet ‘Pluisje’, maar een ander monster, dat van het bedrog, Geryon, naast dat van andere vertalers. Zo krijg je een Dante in slam poetry (Lavrijsen), weliswaar zonder Sophie Pluims beginkapitaal, een Dante in proza (Christinus Knops, Wereldbibliotheek 2008) en eentje in een strak rijm (Ike Cialona en Peter Verstegen, Athenaeum 2019).  
 
Zang 17, zevende kring, vijfde gordel: de woekeraars (Lavrijsen 2021)
 
‘Maak kennis met het scherpstaartige monster
dat bergen en muren en legers bedwingt;
het gedrocht dat de hele wereld ontwricht!’
 
Zo sprak mijn gids, en hij wenkte het beest
bevelend naar onze kant van de afgrond,  
naar het verre eind van de marmeren dam.
 
En ’t verwerpelijke, vleesgeworden verraad
vleide zijn kop en zijn borst op de rand,
terwijl zijn staart in de afgrond bleef hangen.
 
Zijn gelaat was dat van een rechtschapen man,
maar hoe goedig hij op ’t eerste gezicht ook mocht lijken,
de rest van zijn lijf had meer weg van een slang.
 
Hij had twee scherpe klauwen, met vacht overgroeid,
maar zijn rug en zijn borstkas en zijn beide flanken
vertoonden een vlechtwerk van lijnen en cirkels.
 
Tartaren noch Turken weefden ooit stoffen  
die dit tooi in kleuren en zwier evenaarden –  
nee, zelf door Arachne werd het niet overtroffen.
 
Zoals sloepen soms op de oever worden getrokken
met de romp half in ’t water, en half op het land;
en zoals bij de vreetgrage Germanen in ’t woud
 
de bever zich klaarhoudt om zijn slag te slaan
zo strekte ook dit vreselijke wezen zich uit
op de stenen boord die de zandwoestijn begrensde.
 
Zijn staart zwiepte wild heen en weer in de leegte,
zodat we telkens de gespleten punten aanschouwden
die met twee schorpioenstekels toegerust was.
 
 
ZEVENTIENDE ZANG (Kops)
 
‘Zie ginds daar, met zijn spitse staart, het monster,
dat over bergen gaat en vestingmuren.
Ziedaar wat als verpest geheel de wereld!’
Aldus begon de gids tot mij te spreken
en wenkte ’t wangedrocht aan wal te komen
aan ’t eind der dijken waar wij zelf eerst liepen.
En dat afzichtelijk beeld van list en logen,  
het kwam en naderde met hoofd en schouders;
maar niet de staart trok ’t met zich op naar de oever.
Zijn aangezicht was als van vrome lieden:
zoveel welwillendheid lag in zijn trekken;
maat slangelijf was al wat dan nog restte.
Twee klauwen had het, dik-behaard tot de oksels;
en ’t droeg de rug de borst en beide flanken
bemaald met cirkeltjes en ronde krullen.
Tartaar noch Turk vond ooit zo’n kleurenweelde
voor de inslag en de schering van tapijten;
op zulke weefsels zwoegde nooit Arachne.
Zoals wel meer de schuiten staan aan de oever,  
die deels in ’t water zijn en deels op ’t droge,
en ook als ginds bij schrokkerige Duitsers
de bever op zijn jacht neerhurkt aan ’t water,  
aldus bevond zich ’t ondier op de richel,
die als van steen het zand houdt opgesloten.
Geheel zijn staart nog trillend door de ruimte
en kromde omhoog de gif-beladen gaffel,  
die schorpioengewijs de punt beschermde.
 
Canto 17 (Cialona en Verstegen)
 
‘Ziedaar het dier met scherpe staart verrijzen
Dat bergen temt, krijgstuig en muren breekt,
Waarvan de stank de wereld zou doen ijzen!’
 
Het is mijn wijze leidsman die zo spreekt,
Hij wijst het monster naar de kant te waden,  
Nabij de dam die daar ’t ravijn in steekt.
 
En dat bezoedeld toonbeeld van het kwade
Lag weldra met zijn kop en borst aan land,
Maar liet zijn staart nog hangen van de kade.
 
Zijn nobele gelaat lag op de rand,
En daarin leek geen enkel kwaad besloten;
De rest van hem was aan de slang verwant.
 
Ik zag een tweetal ruig behaarde poten;
Zijn rug, zijn borst, de flanken aan weerszij
Waren met krul en arabesk doorschoten.
 
Tartaar en Turk: ze knopen geen van bei
Tapijten van zo bontekleurde pracht, en  
Ararchne’s weefsel haalde er niet bij.
 
Zoals men soms de juist aan land gebrachte
Boten kan zien, hun boeg slechts op het strand;
Zoals in ’t gulzig Duitsland bevers wachten.
 
Op prooi, half in het water, half op land;
Zo hing dit ergste onder de gedrochten
Op deze om het zand gelegen rand.
 
Zijn staart, die trilde, bracht met een paar bochten
De gaffelpunt omhoog die gif bevat;
Ik zag ooit de schorpioenen die zo vochten.
 
Lavrijsen benadrukt overigens dat ze voor een aartsmoeilijke uitdaging stond, maar ze las zich wel grondig in en maakte gedurfde keuzes waardoor haar vertaling een ander licht op Dantes klassieker werpt, een fenomeen dat zich bijvoorbeeld al meermaals heeft voorgedaan in het Engels. Ciaran Carson The Inferno (2002) rijmt lekker weg maar schrijft zich ook volwaardig in het oeuvre van de Ierse dichter in. Mary Jo Bangs Inferno (2012) lijkt dan weer volledig ingebed in de hedendaagse Amerikaanse cultuur. Net zoals Lavrijsen brengen die Carson noch Bang klassieke vertalingen, maar herschrijven ze de originele brontekst voor de doelcultuur. Critici labelen de vertalingen dan ook als bewerking of zelfs als een oefening in creative writing. Puristen of aanhangers van een andere vertaalaanpak halen wellicht hun schouders op. Je kan alleen maar hopen dat Dante-experten, -fans en jonge lezers zich enthousiast over Lavrijsens tekst willen buigen.
 
Jammer genoeg werd haar bewerking, nog voor die op de intrinsieke kwaliteiten kon beoordeeld worden, overschaduwd door de discussie rond de (zelf)censuur die de vertaalster en de uitgeverij doorvoerden. Op 20 maart, tijdens een interview met Koen Fillet en Sven Speybrouck in het radioprogramma Interne keuken, liet de vertaalster zich nogal onhandig ontvallen dat de passage waarin de profeet Mohammed een gruwelijk lot ondergaat ingekort werd en dat ook zijn naam geschrapt werd. Die daad van censuur was de uitgeverij ingegeven door het klimaat na de moord op de Franse leraar Samuel Paty. De vraag of een voetnoot met een goede duiding Dantes middeleeuwse visie had kunnen bijstellen en of die passage had kunnen leiden tot een constructieve dialoog over tolerantie en respect blijft zo jammer genoeg onbeantwoord…
 
De Marokkaans-Nederlands auteur Abdelkader Benali opperde overigens in diezelfde discussie nog dat Blossom Books heeft willen plooien voor problemen die zich waarschijnlijk nooit zouden gesteld hebben. Je kan alleen maar hopen dat Dante-experten, -fans en jonge lezers zich alsnog over de tekst willen buigen. Vertalingen zou je immers niet mogen zien als een blasfemie, ook niet tegenover de meester die het werk schreef. En was Dante samen met Petrarca en Boccaccio niet een van die grote revolutionaire, creatieve auteurs die in de 14de eeuw de Florentijnse volkstaal tot een literaire taal verheven hebben?
 
Dante Alighieri, Lies Lavrijsen, Sophie Pluim: De hel. Verteld door Lies Lavrijsen, Blossom Books, Utrecht 2021, 303 p. ISBN 9789463492539. Vertaling van Inferno. Distributie L&M Books


deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 3, MAART 2024

Binnen in de aarde is een berg

Hester Knibbe

De zomers

Ronya Othmann

Het mensenschip

Autran Dourado

Onze James. De vrouwen van Ensor

Jan Bultheel, Eric Min (nawoord)

Woestijnpassages

Emmelien Kramer

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 3, MAART 2024

Een toren van tijgers

Lizette de Koning, Gareth Lucas (ill.)

Eenbeen

Thijs Goverde

Roofvogels. De mooiste en machtigste dieren in de lucht

Walter De Raedt, Joris De Raedt (ill.)

Salto

Arndís Thórarinsdóttir, Linde Faas (ill.)

Springlevend

Saskia de Bodt

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri