6+ - Echt boos is wel wat anders. Dit is echt
een Toon-Tellegen-Titel, zo’n titel die je meteen aan het denken zet. Hoezo
‘wat anders’? Anders dan wat? En dan dat kleine woordje ‘wel’, dat de uitspraak
sterker maakt en tegelijk een echo is van het woordje ‘echt’. Want daar gaat
het om, niet zomaar boos zijn, maar ECHT boos.
De titel komt uit de mond van de
vuurpad in het openingsverhaal. Hij rukt de stekels uit de rug van de egel,
draait de steeltjes van de slak om, legt een onontwarbare knoop in de slurf van
de olifant en legt nog enkele andere dieren het vuur aan de schenen. Ze huilen,
roepen, sissen en zijn woedend, maar echt boos zijn ze volgens de vuurpad niet.
Uiteindelijk komen de dieren tot het besef dat ze niet weten wat echt boos zijn inhoudt. Misschien
komen ze er nog wel het dichtste bij met vergelijkingen: misschien lijkt wat
zij waren meer op vrolijk of op iets heel zwaars, waarop iedereen zwijgend naar
huis sjokt en ook de lezer met een onontwarbare knoop achterblijft.
‘Donker en koud’, zo
is het bos op het einde. Maar tegelijk laat het verhaal bij de lezer ook een
warm gevoel na. Alle onheil dat de pad aanrichtte, wordt immers hersteld
doordat de dieren mekaar helpen. Die mix van warmte en ontreddering spreekt
duidelijk uit de prent van Marc Boutavant: de krekel die de stekels van de egel
terug plant, en de schildpad die de slak weer op weg zet, zijn hartverwarmend.
Ook de felgele lucht straalt warmte uit, maar tegelijk ligt heel wat droefenis
in de blik en de houding van de olifant, de eekhoorn en de reiger. Net daarin
steekt de kracht van Boutavant: hoe hij met kleuren, blikken en houdingen
gevoelens oproept.
Het zijn vooral de illustraties van Marc Boutavant die deze tien verhalen
van Toon Tellegen opnieuw tot leven wekken. De verhalen verschenen eerder in de
bundel Is er dan niemand boos? (Querido
2002) met tekeningen van Annemarie van Haeringen. In dat boek kreeg elk verhaal
één of een paar illustraties, hier kon de illustrator zich helemaal uitleven en
elke belangrijke scène in beeld brengen. Beide illustratoren leveren pracht
werk in een heel eigen stijl die de dieren een unieke persoonlijkheid geeft.
Neem de
vuurpad die op beide covers prijkt. Van Haeringen tekent hem aardebruin met
oranje buik, stampend van woede tegen een bruingrijze achtergrond; Boutavant
beeldt hem af als een kleine, zwarte schim die met de voorpoten in de lucht
lijkt te brullen tegen het bos op de achtergrond onder een oranjeroze hemel. Of
neem de olifant: bij Van Haeringen een gezellige babyolifant, bij Boutavant een
volwassen exemplaar met afgebroken (afgezaagde?) slagtanden. Geregeld beelden
beide illustratoren eenzelfde scène af. Het opvallendst is dat bij het verhaal
van de sprinkhaan, die op het eind op zijn bed gaat liggen met alle jassen uit
zijn winkel boven op zich. Beide prenten doen denken aan Andersens sprookje ‘De
prinses op de erwt’. Het opvallendste verschil steekt in het kleurgebruik: Van
Haeringen tekent de berg kleren in vrolijke, bonte kleuren tegen een witte
achtergrond; bij Boutavant ziet de stapel kleren er somber en zwaar uit in de
donkere kamer.
Deze afwisseling van donker en licht én van boosheid en vrolijkheid of
gezelligheid kleurt overigens ook de verhalen van Tellegen. Maar vooral wordt
daarin veel nagedacht, en niet alleen over boosheid. Opvallend is de aandacht
voor kleine woorden die nuanceren of versterken zoals in de volgende zinnen uit
‘De eekhoorn en de mier’: ‘De eekhoorn dacht aan de mier en aan de verte en aan
vrijwel zeker en aan nooit.’ Of ‘De eekhoorn wist dat sommige dingen soms
echter lijken dat ze zijn. Maar hij wist ook dat vrijwel zeker nooit hetzelfde
is als helemaal zeker.’ In ‘De slang’ staat het absolute ‘altijd’ centraal. In heerlijke
kronkels vertelt Tellegen wat ‘altijd’ in dit geval betekent. In ‘De krekel’
duikt de eerste brief uit de bundel op, een vaak gebruikt communicatiemiddel in
Tellegens dierenwereld. Zijn brief aan de beer waarom hij NIET welkom is op
zijn verjaardagsfeestje eindigt compleet anders dan je verwacht. Een
vergelijking van de openings- en slotprent bij dit verhaal maakt duidelijk hoe
Boutavant ook in het donker zowel verdriet als tevredenheid weet op te roepen.
Bij ‘De
eekhoorn en de olifant’ had ik het sterkste gevoel van herkenning, ik kon me
dit verhaal uit de bundel van 2002 nog helemaal voor de geest halen. Zonder
twijfel komt dat door de ijzersterke dialogen, met een onvergetelijke mix van
humor en tederheid die een rijkdom aan gedachten oproept over vriendschap en
liefde, verdraagzaamheid en geduld, maar vooral over geluk. Uiteindelijk is het
dit prikkelen van gedachten over wat wezenlijk is in het leven dat deze
verhalen zo bijzonder maakt. In ‘De bidsprinkhaan’ gaat het over trots,
schaamte en spijt. In ‘De mier’ wordt de boosheid een levend iets dat niet op
kan tegen de vriendschap. ‘De zwaan, de kikker en de egel’ relativeert zowel
boos als vrolijk zijn en het laatste verhaal, ‘De tor’ is zo open als een
verhaal maar open kan zijn. Ook in dat verhaal staan brieven centraal, alleen
krijg je die niet te lezen, wat voor een heerlijk ontregelende leeservaring
zorgt.
Het blijft een wonder hoe Tellegen zijn lezers, hoe jong of
oud ze zijn, telkens opnieuw een betoverende leeservaring weet te bieden binnen
zijn dierenwereld die even fantasierijk als herkenbaar is, even lichtvoetig als
diepgaand. En altijd doet hij dat in een taal die tegelijk helder en verrassend
is, poëtisch en beeldend. Wat deze uitgave extra aantrekkelijk maakt is dat
deze mix ook in de illustraties van Marc Boutavant steekt.
Toon Tellegen, Marc Boutavant: Echt boos is wel wat anders, Querido,
Amsterdam 2022, 67 p. : ill. ISBN 9789045126302.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan