8+ - Dit nieuwe boek van Pieter Koolwijk en Linde Faas zou je
kunnen zien als een tussendoortje. Het vult dan het gaatje tussen deel twee van
de trilogie die begon met het met de Gouden Griffel bekroonde Gozert en verder
ging met Luna (Lemniscaat resp. 2020, 2021).
In één opzicht is het dat in elk
geval helemaal niet. Koolwijk schreef zo te zien dit (inderdaad) vrij simpele verhaal
om ‘zijn’ illustrator Linde Faas te laten schitteren. Het boek is aan haar
opgedragen, hij vroeg al expliciet aandacht voor haar werk bij de uitreiking
van de Gouden Griffel voor Gozert. Hij geeft haar volop de ruimte
Noor(d)se elementen en landschappen te schilderen. Faas woont in het noorden
van Noorwegen, het landschap daar, en het prachtige (noorder)licht, beeldt ze
met liefde af.
Snel roept Koolwijk wat
kenmerken op van een volkje waarover we allemaal gehoord hebben: de Vikingen.
Dappere rauwdouwers, voor niemand bang, een jankbaby leg je even in de kou om
‘af te koelen’, je zoekt de vijand op, sterker nog: je gaat lekker zelf uit
plunderen. De boot heeft een drakenkop. Een vleugje Asterix erbij en je schiet
lekker op: de mislukte bard (hier skald geheten) met z’n lier die, net als in
de Asterix-en-Obelix-verhalen, per se moet zingen (kneitervals) als een groep
of een schip vertrekt. Ook in dit verhaal krijgt een besloten dorp te maken met
een aanval vanuit een andere gemeenschap.
Faas kopt de boel in met robuuste
figuren met pittige krijgersblik, met enorme hoeveelheden haar en baarden die
moeiteloos overgaan in harige kleding. Alleen bij de softe Leif niet. Hij is
een slanke jongeman, die weliswaar voortdurend ‘Vertrouw me nou’ zegt of
mompelt (meestal), maar daarbij ietwat onzeker uit z’n ogen kijkt. Hij is zijn
opa opgevolgd als skald, die had hem ook gevraagd de trollen te beschermen. Dat
heeft Leif beloofd, en een ware Viking houdt zich aan zijn woord. Zijn jongere
zus Ravna, nog maar acht jaar, de leidster van het dorp als de volwassenen uit
plunderen zijn, respecteert dat. Maar zij en de anderen geloven in de verste
verte niet in ‘zijn’ trollen. Integendeel, ze lachen hem uit en zijn ouders en
Ravna schamen zich rot. Trollen? Skald? M’n neus!
De illustratrice kon zich dus
niet alleen uitleven op de Vikingen en het landschap, maar ook op de trollen, die
overigens in deze geschiedenis voor een deel onderdeel zijn van dat landschap.
Trollen zijn het meest verbonden met Scandinavië, en daar vooral met Noorwegen.
Ze zijn volgens de verhalenvertellers heel groot, en dat gebruikt Koolwijk. Volgens
Leif zijn ze stukken natuur, delen van enorme rotsen bij voorbeeld, die groot
en zonder mededogen de aanvallers van het dorp verpletteren. Maar Faas kan ze
ook in kleiner formaat tekenen. Leif heeft namelijk van zijn opa naast het
skald-zijn een trollenboek geërfd. Vijf dubbelpagina’s lang toont Faas een deel
van dat boek. Daarin passen Noor(d)se runentekens en -letters, waaruit ook de
schutbladen zijn opgetrokken.
Je snapt het al: het zal de afwijkende Leif zijn die het
dorp gaat redden als het aangevallen wordt. Hoofdstukken lang (steeds aan het
eind) krijgt Leif akelige etiketten: Leif de Slapjanus, Leif de Irritante, Leif
de Flapdrol, Leif de Onzekere…, maar de laatste hoofdstukken zullen heel anders
eindigen.
Hij
heeft ook een glansrol als het gaat om de aandacht voor de ons omringende
natuur. Niet alleen wijst hij het dorp erop dat veronachtzaming van of een
aanval op de trollen feitelijk een aanval op de natuur is (eindeloos
grondstoffen eruit halen bij voorbeeld), hij wijst ze ook op de rotzooi die de
dorpelingen achterlaten in het water. Zo wordt deze softe Viking, die ook nog
eens sierlijk kan dansen, wat nogal opvalt tussen het gebonk en gehos van de
rest, een held. Op de prachtige slotprent over twee pagina’s zien we hem in
functie als skald, verhalend over zijn redding brengende trollen, hoog boven
hem als levende rotsen.
Niettemin blijft het lastig je met deze jongen te
identificeren. Ouders, zus en dorpelingen zijn trots op hem, maar er kleeft nog
iets van mededogen aan. En zijn beste liedtekst luidt: ‘De trollen komen eraan!
(2x)/ Bammer-de-bammer-de-bam (2x)’. Hij wordt er een beetje stoer van, en het
is ook lekker mee te klappen en te stampen, de rest van zijn oeuvre bestaat uit
tamelijk prekerige houterigheden.
Een tussendoortje, wellicht. Dit verhaal heeft zeker niet
de kracht van Gozert, de meningen over Luna waren verdeeld. Op
het punt van spanning en originaliteit blijft aardig wat te wensen. Het verhaal
is ook wat herhaalderig: het aantal slome daden (in de ogen van de dorpelingen
dan) van de titelheld Leif had wat minder en/of gevarieerder gekund. En bijna
steeds gebruikt Leif na afloop van zo’n fiascootje de tekst ‘Vertrouw me nou’
of ‘Vertrouw me maar’. Ook verder valt er stilistisch niet zo veel te halen. Maar
Faas kon, in dit fijn kloeke boek, lekker aan de bak met ‘haar’ noorden.
Pieter Koolwijk,
Linde Faas: De trollen van Leif, Lemniscaat, Rotterdam 2022, 133 p. : ill. ISBN
9789047713784
deze pagina printen of opslaan