De dood als
gast van het leven
6+ - De eend heeft
het al een tijdje in de gaten, er sluipt iemand achter haar aan. Wanneer ze
omkijkt, staat daar een klein, knokig kereltje met een zwarte tulp in de hand.
Vriendelijk, maar wel uitgesproken: "Ik ben de dood." En desgevraagd
verklaart hij zijn aanwezigheid: "Ik ben altijd in de buurt, al zo lang
als je leeft ? voor het geval dat." Wat dat 'geval' zoal zou kunnen zijn, daar
wil de eend liever niet aan denken en ze gaat, met de dood op de hielen, naar de vijver om de
draad van het dagelijks leven weer op te nemen. Een milieu dat voor de dood
toch al te nat blijkt te zijn. "'Heb je het koud?' vroeg de eend. 'zal ik
je warmen?'", want al met al vond ze de dood best aardig. In de dagen en
weken die volgen, trekken de eend en de dood verder samen op, ze hebben het
over wat er mogelijk gebeurt als je sterft, ze bekijken de wereld ook eens
vanuit een ander standpunt... Ze zijn altijd samen en er wordt gaandeweg steeds
minder gepraat. Tot de winter komt en de eend last begint te krijgen van de
gure wind die onder haar veren blaast. "Ik heb het koud," zei ze op
een avond tegen de dood, "Wil jij me nu een beetje warmen?”
De dood is regelmatig
op een of andere manier aanwezig in kinderboeken, maar wanneer het als
hoofdthema aan bod komt, is dat doorgaans met een therapeutische bedoeling, als
steun voor kinderen die er in hun omgeving mee te maken krijgen. De existentiële
vraag op zich, wat de dood betekent in het leven, is maar zelden het onderwerp.
In De eend, de dood en de tulp van Wolf Erlbruch staat die vraag wel
centraal en de boodschap is bijzonder troostrijk. Erlbruch stelde in Waarom
jij er bent ? voor het eerst een tegendraadse knekelman voor, eentje die
niet als een dief in de nacht komt om je levensdraad met zijn zeis door te
snijden, maar een lichte, vrolijke verschijning die zijn kale schedeltje
koestert in het zonlicht. Een Magere Hein die houdt van het leven. In De
eend, de dood en de tulp is de dood opnieuw een levensvriendelijk
figuurtje, een metgezel als het ware, die bij je blijft tot het einde.
Ascetisch, maar ook een beetje huiselijk uitgedost in een geruit jakje. De
afbeelding van de dood als knekelman is enerzijds tamelijk ongezouten, maar
anderzijds heeft hij niets beangstigends. De dodengrijns is in dit geval een
innemend lachje en uit de donkere oogholtes kijken zwarte oogjes levendig de
wereld in. Hij is zelfs, zonder zijn aard te verhullen, een heel menselijke
verschijning. Over zijn benige handen draagt hij zwarte handschoenen, zijn
voeten steken in zwarte slofjes; alleen aan zijn schedel en aan de knokige
enkeltjes herken je het geraamte.
Nog voor het verhaal een aanvang neemt (vóór de
titelbladzijde), duikt de eend al op: op een voorts lege bladzijde staat ze
alert om zich heen te kijken, om vervolgens, zonder woorden en vrijwel
uitdrukkingsloos heen en weer te gaan stappen. Tot ze -- en nu begint het
eigenlijke verhaal -- omkijkt en ziet dat ze gevolgd wordt. Het is een
kennismaking -- dat is begrijpelijk -- die haar enigszins onaangenaam treft, en
op de daaropvolgende bladzijden nemen de eend en de dood, in een wederzijds
aftasten, wisselende posities tegenover
elkaar in. Een eend --ronde kraaloogjes in een klein kopje, strakke snavel en
een weinig beweeglijk lichaam -- biedt op het eerste gezicht niet zo veel
mogelijkheden om emoties uit te drukken, maar Erlbruch laat haar werkelijk met
het hele lijf spreken: het simpele rondje dat het oog vormt, houdt verrassend
veel uitdrukkingsmogelijkheid in, en met de vleugels strak tegen zich
aangeklemd, zegt het neigen van het solide lichaam veel over haar intenties of
gemoedsgesteldheid.
Wanneer de dood, bij het duiken in de vijver, zijn plicht vanwege de
nattigheid even laat voor wat ze is en op het droge komt, volgt de eend hem
zorgzaam. Om hem te warmen drapeert ze zichzelf als een stervende zwaan over
zijn knoken, de vleugel beschermend over hem heen. De dood kan haast niet
geloven dat dit hem overkomt en ligt stokstijf om de intimiteit van dit gebaar
niet te verstoren. De sfeer is warm,
innig en troostrijk. Maar de dood mag dan
een vrij hoge aaibaarheidsfactor bezitten, men moet zich toch niet
vergissen. Hij staat immers boven de aardse beslommeringen en angst om te sterven is hem wezensvreemd. Het
is een aangelegenheid die hij puur zakelijk aanpakt. Vandaar dat de dialoog 's
morgens, wanneer de eend wakker wordt en
tevreden vaststelt dat ze nog in leven is, haar een vreemd dubbel gevoel geeft:
"De dood keek op. 'Dat doet me plezier,' zei hij en hij rekte zich uit.
'En als ik wel gestorven was...?' 'Dan had ik niet kunnen uitslapen,' geeuwde
de dood. Dat vond de eend nu weer niet aardig." Erlbruch doorbreekt op
deze manier een aantal keren subtiel de geladen sfeer en geeft een zekere
lichtheid aan het verhaal, zonder echter de intensiteit van wat er gebeurt af
te vlakken.
In
het snaterend gesprek dat volgt over het metafysische, is de dood opvallend
terughoudend. Wat er precies met je gebeurt wanneer je dood bent? Of je dan van
op een wolk het aardse leven overschouwt of, wanneer je geen goede eend bent
geweest, gebraden wordt in de hel...? Het zou allemaal kunnen. Weet de dood het
zelf wel? Zeker is hij alleen hierover:
"als jij dood bent, dan is de vijver er ook niet meer -- tenminste
niet voor jou." En hoewel het moeilijk blijft om de dingen bij naam te
noemen, is dat voor de eend een troostende gedachte.
Wanneer de tijd dan toch gekomen
is en de eend op een winternacht aan de dood vraagt om haar te warmen, tekent
Erlbruch een reeks prenten van een zeer treffende intensiteit,
opnieuw met een humoristisch trekje. Zoals de eend de dood koesterde
toen hij koud en nat was, zo verwelkomt de dood haar nu op zijn beurt met een
warm gebaar. In de sobere prent waar de dood zich over de gestorven eend buigt,
de zwarte tulp als afscheidsgeschenk nu naast haar lichaam, zit een heel
verhaal vervat. Het leven heeft zijn onvermijdelijke gang genomen, de dood is
er getuige van. Sereen, maar niet onbewogen. Rustig toekijkend, zelfs met een
zekere argeloosheid in zijn houding (sterven is voor hem tenslotte heel
gewoon), maar ook met zachte, tedere toewijding. Hij strijkt een paar veren
glad en in een pragmatisch opgevat ceremonieel, de tulp tussen de tanden
geklemd, draagt hij de eend behoedzaam naar de oneindige stroom voor haar
laatste reis.
De
winternacht en het water zijn de enige prenten waar Erlbruch gebruikmaakt van
een kleurvlak. Voor de rest zijn de twee figuren op een witte achtergrond
afgebeeld, met hier en daar een stukje decor in zwart-witte lijntekening. Het
is een vast procedé van de illustrator, om de uitgeknipte figuren tegen een zo
goed als lege achtergrond aan te brengen, waardoor de focus volledig op de
essentie in het verhaal wordt gelegd. In het kader van dit verhaal ondersteunt
het ontbreken van decor ook de gedachte dat alles zich wellicht afspeelt in de
schemerzone tussen leven en dood. De ontmoeting van de eend met de dood wordt
namelijk in- en uitgeleid door prenten waarop de dood misschien wel aanwezig,
maar niet concreet waarneembaar is. Op de prenten die aan het verhaal
voorafgaan, loopt de eend zoekend rond, maar ze ziet de dood niet. Pas wanneer
de ontmoeting reëel wordt, is ook de dood zichtbaar. Als laatste prent, nadat
de eend aan de eeuwige stroom is toevertrouwd, zien we de dood terug in het
gezelschap van een -- realistisch getekende! -- vos, die een haas belaagt. De
dieren zien hem niet en de dood kijkt ook niet naar hen. Alsof de uitkomst van
hun treffen hem niet aangaat. Alsof het leven nog niet de wending heeft genomen
die hem aanbelangt. Want hoewel altijd in de buurt "voor het geval
dat", komt de dood toch pas op uitnodiging van het leven zelf.
De eend, de dood
en de tulp is wat mij betreft het mooiste prentenboek van Wolf Erlbruch tot
nu toe. Hij heeft in zijn sobere teksten en minimale beelden opnieuw de grenzen
van zijn meesterschap verlegd en een aartsmoeilijk filosofisch thema aangesneden
voor jonge kinderen. Hij beweegt zich trefzeker tussen lichtvoetigheid en
ernstige wereldbeschouwing, en laat de volwassen thematiek volkomen passen in
een voor kinderen vertrouwde, toegankelijke wereld.
Wolf Erlbruch: De eend, de dood en de tulp, Hoogland
en Van Klaveren, Hoorn 2017, 30 p. : ill. ISBN 9789089672117. Vertaling van
Ente, Tod und Tulpe. Distributie Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan