10+ - Bette Westera en Henriette Boerendans hebben samen
een kalenderboek gemaakt, en wat voor een! Bij de aanvang van ieder seizoen
krijg je hetzelfde landschap met een houten huis tussen de velden en weiden, in
telkens weer een ander kleurenpalet. Alsof je in ieder seizoen een foto zou
nemen vanuit hetzelfde standpunt. In de lente dwarrelen de bloesemblaadjes door
de lucht, in de winter glanst de bevroren vijver en snuffelt de vos in de
sneeuw op zoek naar voedsel. Boerendans, die zich in houtsneden heeft gespecialiseerd,
maakt het zich niet gemakkelijk. Behalve het feit dat de houtsnede een zeer
bewerkelijke techniek is, moet je in spiegelbeeld werken en rekening houden met
beperkingen qua arcering, vorm en kleur. Toch doet de kunstenares volop haar
voordeel met de grovere afdrukken en de scherpe contrasten die sterke beelden
opleveren. Via de dieren en planten die ze opvoert in steeds wisselende
uitsnijdingen en composities zorgt ze voor veel variatie in de prenten bij de
verschillende maanden. Zonder al te veel realisme weet ze mooi het gevoel te
vatten dat door de gedichten wordt opgeroepen.
En die gedichten van Bette
Westera zijn zondermeer een krachttoer. Aan de ene kant moet ze haar
woordenschat aanpassen aan haar jonge lezers, aan de andere kant heeft ze
zichzelf de uitdaging opgelegd om verschillende versvormen te beoefenen. En dan
moet het gedicht uiteraard passen bij een van de twaalf maanden met alles wat
daar typisch voor is. Een lammetje in maart, een bloesemtak van Van Gogh in
april, de langste dag in juni waarop een reekalfje in het gras op zijn moeder
ligt te wachten. Dat laatste gedicht is geschreven als een pantoum, een
dichtvorm uit Maleisië waarbij telkens twee regels uit het vorige vierregelige
vers worden herhaald. Als dat niet toepasselijk is voor zo’n lange dag waarop
de zon maar niet wil ondergaan. Verder zijn er ook nog een acrostichon, een
rondeel, een tanka en vier haiku bij de vier seizoenen. Want haiku horen in
Japan vaak bij zo’n rol met een natuurtafereel dat in de tokonoma hangt en bij
ieder seizoen verwisseld wordt. Er zijn ook een aantal uitvindsels van Drs.P,
zoals de spicht, een smaldicht dat op de rug van een boek moest worden
afgedrukt. Met als extraatje dat de zesde regel uit één woord moest bestaan.
Dat korte gedicht, met de titel ‘Gehakketak’, geef ik graag even mee als
voorbeeld:
‘In
de bossen
klinkt het kloppen
van de grote
bonte specht,
die een gat gaat
hakketakken
waarin zij haar
eitjes legt.’
Ook hier weer een mooi gedicht en subliem gevonden: een
spicht over een specht.
Achteraan in de bundel worden de illustraties en gedichten van
iedere maand nog een keer dwars naast elkaar gezet zoals bij een wandkalender.
Met de uitleg van de versvorm erbij. Zeer helder en bevattelijk geeft Westera
de lezer de regels mee van een kwatrijn, een rondelet, een sonnet en al die
andere versvormen met hun alliteraties en voeten en binnenrijm. De liefde voor
taal en ritme krijg je er gratis bij. Ronduit schitterend.
Bette Westera, Henriette
Boerendans: Dichter bij de seizoenen, Gottmer, Haarlem 2024, 47p : ill. ISBN
9789025778361. Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan