6+ - Welk
kinderboek van Jef Aerts je ook openslaat, altijd vinden de personages bij
minstens één andere veel warmte. Ook Roversjong neemt personages én
lezers onder de vleugels. In een zacht verhaal en dito prenten van Martijn van
der Linden neemt de kip Vera de zorg voor een achtergebleven vossenjong op
zich. Op een boerderij waar de vos als vijand geldt, is dat allerminst
vanzelfsprekend.
Het uitgangspunt voor Roversjong is herkenbaar: ook in talloze
andere verhalen, waarvan ‘Het lelijke eendje’ wellicht het meest bekend is,
wordt een jong of kind opgenomen in een ander gezin. Aerts heeft het schrijven gelukkig
zo goed in de vingers dat Roversjong desondanks fris en levendig blijft.
Hij wisselt actie en beschrijving af, waakt over het tempo en ruimt geregeld
plaats voor een grapje of treffend geformuleerde zin. Zo fluistert Vera na de
geboorte van haar kuikens tegen Vonk, het vosje: ‘Zulke prachtige kuikentjes.
Zijn ze niet om op te eten?’ – om dan de verteller te laten vervolgen: ‘Dat
laatste had de jonge vos gelukkig niet gehoord’.
Elders refereert Aerts aan
Roodkapje, wanneer Vonk zijn spiegelbeeld ontdekt en vaststelt: ‘Wat heb ik
grote oren!’, waarop Vera: ‘Dat is om mij altijd goed te kunnen horen.’ ‘En wat
heb ik een grote mond.’ Soms zakt de verteltoon echter wat in, en geraakt de
originaliteit zoek. Wat voor de ene lezer vertederende zinnen zijn, zullen voor
de andere als té zeemzoet aanvoelen. Vonks gezucht, bijvoorbeeld, wanneer hij
vindt dat hij moet kiezen of hij een vos of kuiken is, en alleen verder moet:
‘Het is beter zo,’ zuchtte Vonk. ‘Ik ga.’/ Toen drukte hij haar zo warm tegen
zijn rooie vacht, dat ze geen woord meer gezegd kreeg.’
Ook de illustraties van Martijn
van der Linden schommelen wat in kracht. Zoals vaker in zijn oeuvre kiest hij
voor kleurrijke, realistische beelden. Dat die aan zijn prenten voor de recente
gedichtenbundel Gelukkig en blij doen denken, is gezien de gedeelde
boerderij-omgeving niet verrassend, al zijn ze in Roversjong minder
verfijnd uitgewerkt. Vaak zijn de prenten wat vlakker ingekleurd, en doen de
dieren cartoonesker aan. Toch slaagt Van der Linden erin ook binnen die grenzen
elk dier karakter te geven, en zit er geregeld veel beweging, humor en ritme in
de prenten van wisselende grootte. Heerlijk ondeugend is bijvoorbeeld het
paginavullende beeld waarin het vossenjong samen met de jonge haan op de nok
van het dak zit te kraaien, geflankeerd door een windhaan met varkenssilhouet.
Treffend gekozen composities dragen de gevoelens van de dieren over op de
kijker, zoals op de dubbele pagina waarop vos van kip wegwandelt, of het vignet
waarop Vera op een ondergesneeuwd hek op de uitkijk zit.
‘Een sprookje voor alle
leeftijden dat je niet meer loslaat’, kondigt de achterflap aan. Roversjong
laat me inderdaad niet snel los, maar helaas om andere redenen dan de uitgever
wellicht in gedachten had. Want hoe vertederend het verhaal allicht ook is
bedoeld, het schuurt en wringt dat deze moederkloek het moederschap – tja –
moederziel alleen moet dragen. Bovendien zit dat moederschap haar schijnbaar
vanzelfsprekend in de natuur, getuigde de vele vertellersopmerkingen het hele
verhaal door. Zinnen als ‘Want dat is nu eenmaal wat alle kloeken doen’, doen
onrecht aan de werkelijkheid. Wie niet vanzelf zo zorgend is, krijgt de
boodschap af te wijken van wat een goede moeder is. Ook blijkt de liefde voor
het vossenjong uiteindelijk wel erg voorwaardelijk: ‘Het roversjong mocht
blijven als hij beloofde om voortaan de kippen te beschermen. En zolang hij de
hennen maar met rust liet, kreeg hij elke dag een eitje.’ Dergelijke
boodschappen halen het idee dat iedereen anders mag zijn onderuit. Roversjong
zal zonder twijfel voor velen een hartverwarmend verhaal zijn, maar het
bevat ook koekoekseieren, die Aerts vanuit zijn liefde voor mens en natuur onbewust
een plek gaf in het warme nest.
Jef Aerts & Martijn van der Linden: Roversjong,
Querido, Amsterdam 2024, 58 p. : ill. ISBN 9789045129839. Distributie L&M
Books
deze pagina printen of opslaan