9+ - ‘We
zijn thuis.’ Vader kan het niet slechter formuleren. In de ogen van Mirza, het
hoofdpersonage van dit verhaal, zijn ze juist wég van hun thuis. Mirza is door
zijn vader simpelweg in de auto gezet, net uit school, bijna op weg naar zijn
beste vriend Lucas om lekker te gaan gamen. Hij heeft niet de tijd gekregen
iets mee te nemen, vader had besloten dat ze zo snel mogelijk het land uit
moesten zien te komen. Veel later pas hoort Mirza dat dat komt door de flink
opgelopen schulden die vader gemaakt heeft.
Ze rijden in een paar dagen naar
het dorp waar vader is opgegroeid. We krijgen al snel het idee dat dat ergens
in een Balkanland ligt. Koens gebruikt er een fantasienaam voor, ze verzint er
een heuse taal bij. In het ouderlijk huis (opa en oma zijn overleden) is het
een zooitje, en er heeft ook overduidelijk iemand nu en dan in overnacht. Maar
vader is opgetogen en gaat aan het werk om de boel op te knappen. Mizra is
woest en vastbesloten terug te gaan naar Nederland, mee met een vrachtwagen.
Het lukt hem
bijna, maar de chauffeuse, toevallig een Nederlandse, brengt hem terug naar het
dorp. Daarna gaat het langzaam, heel langzaam beter. Hij legt contact met een
toegankelijk meisje, Selin. Ze blijkt ook in zijn klas te zitten als hij
geplaatst wordt op de dorpsschool. De jongens van zijn klas zijn fanatieke
voetballers. Mirza is eerst toeschouwer, gaat op een keer voorzichtig meedoen,
leert hoe hij om moet gaan met de mensen daar, en vooral: hij leert in snel
tempo de taal.
Op het voorplat (dat lekker voelt door het reliëf) zien we een wat
houtenklazerig kind kijken naar een groepje vogels. Dat verstoort heel licht de
symmetrie waar Maartje Kuiper erg van lijkt te houden. Kuiper is de vaste
illustratrice en verantwoordelijk voor de opmaak van het binnenwerk van de
jeugdromans van Koens (Ik ben Vincent en ik ben niet bang, Die zomer met Jente en Vanaf hier kun je de hele wereld zien). Ook de titelpagina’s van de
drie delen hebben die zorgvuldige opbouw. De juiste verhoudingen van mensen en
dingen, ten opzichte van bergen bijvoorbeeld, en beweging interesseren haar dan
weer niet echt. En als ze Mirza tekent, toont ze hem liefst zo statisch
mogelijk, ook als hij net door het dorp gedarteld heeft met Selin of heeft
gevoetbald. Van dat voetballen laat ze alleen drie keer een bal zien. Een
lachje kan er niet af bij Mirza, ook niet als hij, in het slot, diep gelukkig
is. Vader zien we maar één keer, als schaduw, op de rug. Het is, op een paar
zwarte pagina’s na allemaal heel gestileerd, met oranje deze keer als leidende
kleur. Maar verre van steriel, met een paar juweeltjes zoals Mirza die het
helemaal gehad heeft. De dorre takken lijken hem gevangen te houden, maar er steken
toch ook twee oranje bloemen uit.
Die vogels die net even extra aandacht krijgen op het
voorplat, staan natuurlijk ergens voor. Het zijn krives, vogels die Mirza nog
nooit gezien heeft. In het land van zijn vader zijn ze belangrijk, ze brengen,
alleen aan kinderen, berichten over vanuit het hiernamaals, van de familie.
Mirza houdt meteen van ze, hij interpreteert het ruimer: dat ze boodschappen
doorgeven. Hij denkt dan meteen aan Nederland en Lucas. ‘Aha’, zegt de
vrachtwagenchauffeuse,’een krive. Toch een vogel van hier, of nie dan?’ Ze
praat een beetje cliché plat, maar wijs is ze wel. Ze brengt (ook wel een
beetje cliché) onder woorden wat we weten van de vogels: die hebben geen benul
van grenzen, ze weten niet dat er landen bestaan.
Aldus mooi een van de
belangrijkste motieven van het verhaal versterkend. Oude conflicten over
grenzen en volken kunnen zomaar oplaaien. In het dorp wonen de verschillende
bevolkingsgroepen door elkaar, voor zolang het duurt. Het is je gemakkelijk voor
te stellen als je denkt aan de Kosovaren, de Serviërs en de Bosniërs, maar in
feite is dit een universele situatie. Vader moest vechten tegen zijn eigen volk
en vluchtte naar Nederland. Nu is het kennelijk rustig, de verschillende
groepen leven vredig naast elkaar in het dorp, en vader is terug. Maar ze
vergeten hun afkomst nooit.
Het is natuurlijk niet één op één, het vluchtelingenverhaal
van Mirza en dat van de kinderen waarop Koens deze geschiedenis baseert. Het
boek start met vier motto’s, teksten van vluchtelingen uit heel verschillende
landen die naar Nederland zijn gekomen. Mirza is al een paar keer in het land
van zijn vader geweest, vader is daar helemaal thuis en speelt ook in op Mirza’s
afkomst als behorend tot zijn volk, de Meskali. Vader vlucht voor schuldeisers en
Mirza heeft niet iets als een oorlogstrauma. Maar goed, het proces van ergens
vreemd zijn, van heel langzaam wennen, je aanpassen en tóch jezelf mogen
blijven, wordt erg mooi getoond.
Fraaie, begeleidende elementen zijn de
‘gevangenisstreepjes’ die Mirza kerft in een boom. Kuiper tekent die boven elk
hoofdstuk in het verreweg uitvoerigste middendeel, Het huis op de berg. Na ruim
een maand stopt hij ermee. Ook aan de fictieve gesprekken (hier en daar iets te
lang) die hij voert met Lucas krijgt hij langzaam steeds minder behoefte. Het
slot van dit vluchtverhaal kan niet anders dan bemoedigend zijn. Ik telde
minstens vijf happy endings.
Enne Koens, Maartje
Kuiper: Vandaag komen we niet meer thuis, Luitingh-Sijthoff, Amsterdam 2024,
240 p. : ill. ISBN 9789021038605. Distributie VBK België
deze pagina printen of opslaan