10+ - Het openingsgedicht van Wij zijn even naar de
verte is meteen een van de sterkste van de bundel. Mooi van idee, van ritme
en met een verrassend slot waar je om moet glimlachen. Maar het beeld naast het
gedicht is zo mogelijk nog sterker. De beelden voor deze poëziebundel waren er trouwens
eerst. Tineke Meirink is namelijk een verwoed verzamelaar van stenen en stukjes
hout en kleine frutsels uit de natuur. Daar laat ze haar fantasie op los en dat
levert via compositie, achtergrond en wat penseelstreken en kleurvlakken op de
juiste plekken prachtige, suggestieve tafereeltjes op. De hele uitgave is overigens
bijzonder verzorgd, met scherpe foto’s, uitgekiende kleur- en lichtschakeringen
en grafische echo’s van de bewerkte-keien-beelden op de tekstbladzijde
ertegenover. Het is echt genieten, ook voor de volwassen lezer.
Op de achterflap
staat dat Meirink de stenen tot leven wekte en dat van Os haar vondsten omarmde
met woorden. Dat is inderdaad het geval, alleen niet de hele tijd. De meeste
gedichten zijn doordrenkt van dezelfde vanzelfsprekende eenvoud als de beelden,
maar ze zitten niet altijd op datzelfde niveau van sprankelende trouvailles. Af
en toe hapert het ritme of is de pointe minder sterk verwoord. Gelukkig
overwegen de mooie gedichten. Sommige zijn ultrakort en doen denken aan een
haiku. Zoals ‘Warme gedachte’:
‘Aan wie ik denk
in deze kou?
Aan niemand, jas.
Alleen aan jou.’
Af en toe zijn de gedichten ronduit beklijvend, zoals Lefvogel:
‘Ik durf te
zeggen wat ik denk.
Dat is een heleboel.
Durven zeggen wat je denkt,
dat vinden vogels cool.
Maar durven zeggen wat ik voel?
Iets met hou
en van en jou.
O, als ik dàt eens durven zou.
En dat jij dan heel
dichtbij
- door een deurtje in mijn dromen –
op zijn
dichtst bij mij kon komen
en me zachtjes zeggen zou
iets met ook
en van en jou.
Erik van Os, Tineke Meirink: Wij zijn even naar de verte,
Querido, Amsterdam 2024, 67 p, : ill. ISBN 9789045130095. Distributie L&M
Books
deze pagina printen of opslaan