15+ - Het plezier door een stad te struinen en nieuwe dingen te ontdekken
is velen bekend: een onverwacht hofje, een verrassende gevel, pleinen vol
mensen. Ook bloemlezingen kunnen zo een plek zijn; ze laten je toe thuis te
komen bij wat vertrouwd is en stil te staan bij het nieuwe. In Toon de stad
nodigen samenstellers Lies Van Gasse en Laurens Ham beginnende én meer ervaren
poëzielezers uit in hun imaginaire stad, waar een selectie van 34 gedichten voor
een prikkelende waaier aan indrukken zorgt. De verfrissende reeks woorden
temmen is daarmee aan de derde bundel toe. Het uitgangspunt blijft
hetzelfde: twee dichters of andere poëziekenners leggen een selectie gedichten
onder de caleidoscoop. Via denk-, doe- en schrijfopdrachten verlagen ze de
drempel en belichten ze de veelzijdigheid en gelaagdheid van de gekozen poëzie.
Nieuw in deze
bundel is de bijzondere aandacht voor het auditieve en visuele – wellicht onder
invloed van de samenstellers: Ham getuigde met zijn onderzoek rond
protestliederen en ‘Kinderen voor Kinderen’ al van interesse in muziek, Van
Gasse staat bekend om haar ‘graphic poems’, waarin ze tekst en beeld verenigt. Naast
‘lees’, ‘denk’, ‘doe’, ‘schrijf’ of ‘weet’ roept elk gedicht nu ook op te
kijken of luisteren, met tips voor passende muziek, voorgelezen poëzie,
kortfilms, kunstwerken enz. De doorgedreven aandacht voor het stilistische
sluit daar goed bij aan en nodigt lezers uit om aandachtig te lezen, luisteren
en kijken hoe alle aspecten van het gedicht een rol spelen: opbouw,
regelafbreking, leestekens, klanken, woorden, rijm… Fijn ook dat Ham en Van
Gasse op meerdere momenten wijzen op het mogelijk andere referentiekader en
taalgevoel van Vlamingen en Nederlanders, wat zeker bij poëzie tot andere
ervaringen kan leiden.
Het thema van de stad wordt losjes ingevuld: ‘de stad’
leidt de selectie veeleer als een plek waar heel wat mensen, huizen, indrukken
en transportvormen samenkomen dan als een specifieke vorm van ruimtelijkheid en
samenleven. Pas in het vijfde gedicht, ‘Ik wil’ van Eva Cox, verzucht de
lyrische ik aan het begin van een stroom wensen: ‘ik wil // een stad voor mijn
verjaardag’. In heel wat gedichten ligt het verband met ‘stad’ of
‘stedelijkheid’ minder voor de hand, en het wordt ook niet altijd uitgewerkt in
de begeleidende commentaren. Op sommige momenten krijg je dan ook het gevoel
dat de samenstellers meer begaan zijn met zintuiglijkheid als overkoepelend
concept, een thema waarover ze het in hun inleidende tweegesprek overigens wel
uitvoerig hebben. Die zintuiglijkheid is volgens hen bij uitstek aan het werk
in poëzie, wat ze overtuigend illustreren. Zo nodigen ze lezers uit Eva
Gerlachs gedicht ‘Geen seconde later. Waar, in die stad altijd.’
te beleven als een walsje, vragen ze naar aanleiding van ‘Met wanorde viel het
water door de bloemen’ (J.V. Neylen) om rond te kijken met een deels afgeplakte
zonnebril, of wijzen ze op het tactiele in de verzen van Paul Snoeks ‘Totem’:
‘Kun jij een verzameling aanleggen van voorwerpen die op elkaar lijken als je
er niet naar kijkt, maar ze aanraakt?’
Meer dan het criterium voor de
selectie is ‘de stad’ het vertrekpunt voor een vrije verkenning van de
verzamelde gedichten, een uitnodiging ‘om op je eigen manier verdwaald te
raken’. In plaats van paginanummers kregen elk gedicht en de daarbij
aansluitende pagina’s een adres in de fictieve stad, vaak met een knipoog naar
de inhoud van het gedicht in kwestie. Dat stimuleert weliswaar het flaneren,
maar is niet erg handig in gebruik. Wie via de index gericht op zoek wil naar
bepaalde begrippen, zoals ‘klankovereenkomst’, ‘parataxis’ of ‘ecopoëzie’ moet
geduldig bladeren op zoek naar het juiste adres. De openvouwbare kaart brengt
in een overzichtstekening losse illustraties samen tot een geheel, en nodigt
lezers uit van beeld naar tekst te gaan – leuk, maar veel tussenstappen om
uiteindelijk bij de poëzie te geraken. Waar de chronologie van uren in de
eerste bundel van woorden temmen nog voor een doorzoekbaar geheel
zorgde, ging dat in de volgende helaas verloren.
Een andere uitdaging ligt in de
aanspreking van de lezers. Lies (Van Gasse) en Laurens (Ham) zijn, net als Kila
en Babsie in de eerste Woorden temmen, duidelijk aanwezig als
lezers en belevers van de poëzie, met ruimte voor verschillen in opvatting of
ervaring – een prettige rechtzetting van de directieve manier waarop sommige
mensen ooit poëzie leerden lezen. Lies’ en Laurens’ aanwezigheid wordt
versterkt doordat ze nu en dan als denkende of sprekende ‘stripfiguren’ zijn
afgebeeld bij de teksten. Helaas is de verwoording van hun begeleidende
commentaar soms wat houterig. Deels lijkt dat toe te schrijven aan het brede
beoogde publiek. Een twaalfjarige beginnende poëzielezer benader je anders dan
een dertigjarige die vertrouwd is met gedichten maar op zoek wil naar nieuwe
namen, nog ongekende teksten of verrassende lezingen. ‘Kun jij sociale media
als een vorm van gecontroleerde crowdsurfing inzetten?’ en de daaropvolgende
toelichting van de opdracht waarbij je ‘de reacties monitor[t]’ en ook ‘andere
profielen op informatie over het thema scan[t]’ is voor menig lezer wellicht
niet erg helder, laat staan uitnodigend. Voor sterke lezers bieden de
begeleidende commentaren, opdrachten en lees-, kijk- en luistertips echter
bovenal een wervelende uitnodiging om te lezen en te blijven lezen.
Hier en daar zou de
bundel baat hebben bij een strakkere regie – qua ruimtelijke ordening lijkt deze
imaginaire stad eerder de Vlaamse weg te zijn ingeslagen dan de meer
gereguleerde Nederlandse. Dat neemt niet weg dat ook deze Woorden temmen vraagt
om meermaals uit de boekenkast te worden gevist – of in de tas gestopt, om
tijdens het wachten op trein, tram of bus even door de stad te slenteren.
Lies Van Gasse en Laurens Ham: Woorden temmen.
Toon de stad met Lies van Gasse en Laurens Ham, Grange Fontaine, 2023, 240
p. : ill. ISBN 9789082139594
deze pagina printen of opslaan