9+ - Arndís Thórarinsdóttir, die we kennen
van De flat aan het einde van de wereld (Volt 2023), laat met Salto nog
maar eens zien dat ‘normaal’ een subjectief begrip is. In De flat aan het
einde van de wereld gaat zij in op thema's als klimaat, nieuwkomers en het
jachtige bestaan. In Salto gaat zij in op inclusie, voldoen aan
verwachtingen en omgaan met anders zijn. Thórarinsdóttir geeft een trigger warning
aan het begin van het verhaal:
‘Dit boek gaat over autisme en de manier waarop vrienden en
familieleden kunnen reageren wanneer een naaste autisme blijkt te hebben. Voor
sommige lezers kan dit pijnlijk zijn.’
Dit klopt. Salto is
pijnlijk, schuurt en maakt boos. Gelukkig weet Thórarinsdóttir via de
twaalfjarige Álfur de lezer door dit proces te geleiden.
Álfurs lieve broertje Eiki voldoet volgens de peuterschool,
specialisten en hun eigen ouders niet aan de norm. Hij wijkt ervan af. Eiki is
drie jaar oud en spreekt nog steeds niet, draagt nog een luier, eet moeilijk en
speelt anders dan andere kinderen. Wanneer Álfurs ouders hem vertellen dat Eiki
de diagnose autisme heeft gekregen, reageert hij in volledige ontkenning:
‘Twee of drie seconden is het doodstil in de
kamer. Ze wachten tot ik iets zeg. Ze lijken er niet op voorbereid te zijn als ik
‘Bullshit!’ zeg. Beginnen ze nu serieus te klagen over Eiki? Hij is zo lief. Ik
zou begrijpen als ze over mij mopperen, maar dit sta ik niet toe.’
Álfur ziet in zijn
broertje niet een autist, zoals Tandri Freyr, die zijn klasgenoot was in het
begin van de basisschool en nog steeds met een luier rondliep. Eiki is nog klein
en moet dat allemaal gewoon nog leren.
‘Iedereen weet hoe autisten
zijn,’ zeg ik. ‘En Eiki is niet zo! Hebben jullie hem wel eens ontmoet? Hij is
heel gewoon. Oké? Hij draagt heus geen luiers meer als hij naar school gaat,
zoals Tandri Freyr! Zo is hij niet! Wat is er mis met jullie?’
Het is een krachtig begin van
Álfurs mooi en impliciet uitgewerkte proces van weerstand naar acceptatie. Hij
doorloopt in het verhaal als het ware de vijf stadia van rouwverwerking.
Startend bij ontkenning, dan woede, onderhandelen, depressie en tot slot
aanvaarding.
Álfurs
woede uit zich in obstinaat gedrag en in het regelmatig stiekem op bezoek gaan
bij zijn lievelingstante Harpa. Met Harpa wordt al jaren niet meer gesproken.
Álfur heeft altijd een goede band gehad met zijn tante en snapt niet waarom zij
zomaar uit zijn leven is verdwenen, terwijl zij zo dichtbij woont. Hij ziet het
buitensluiten van tante Harpa in één licht met het buiten de norm plaatsen van
Eiki: ‘”Jullie willen gewoon dat alles altijd perfect is”, zeg ik. “Jullie
kunnen er niet tegen dat sommige mensen anders zijn. Zoals tante Harpa. Ze was
niet hetzelfde als jullie en toen hielden jullie op met haar te praten. Gaan
jullie dat ook met Eiki doen?''’
Het onderhandelen
start als hij gaat proberen bewijs te verzamelen om aan te tonen dat Eiki wel
een normaal kind is. Zo gaat hij met hem aan de slag om hem zijn eigen naam te
leren zeggen. Vanuit het perspectief van de (volwassen) lezer een pijnlijk
hoofdstuk, omdat je weet dat Eiki in onmacht staat en Álfur iets probeert te
forceren wat voor Eiki niet te begrijpen is.
‘“Eiki, hoe heet jij?” Ik laat
hem een grote druif zien die ik in mijn hand houd. Hij ziet hem niet meteen.
Pas als ik hem vlak voor zijn gezicht houd. Hij strekt zijn handje ernaar uit.
“Nee, pas als je me hebt verteld hoe je heet. Hoe heet jij, Eiki?” Eiki begint
te huilen. Hij wil de druif. “Zeg Eiki!” Hij huilt harder. Het gaat slecht. Het
is alsof hij helemaal niet begrijpt wat ik van hem wil en ik weet niet hoe ik
het moet uitleggen. [...] “Zeg Eiki!” Hij is drie jaar oud; natuurlijk kan hij
zijn naam zeggen. Hij is alleen lui geworden. Natuurlijk kan ik mijn kleine
broertje leren zijn naam te zeggen. “Zeg Eiki!” Hij is zo verdrietig als hij
naar me kijkt. Hij begrijpt helemaal niet wat ik vraag. Hij heeft geen idee.
Daar probeer ik maar niet aan te denken.’
Álfur probeert zijn oma en
zelfs tante Harpa in Team Eiki te krijgen. Oma is echter na een avond oppassen
snel om en ziet in dat er inderdaad iets niet normaal is met Eiki. Tante Harpa
blijkt in haar gedrag grillig en op momenten zelfs manisch waardoor een
gevaarlijke situatie ontstaat die tot inzicht leidt bij Álfur: Eiki heeft hem
nodig.
Wanneer
Álfur in een kort en heftig hoofdstuk niet meer kan ontkennen dat Eiki
inderdaad autisme heeft, stort hij in. Hij zondert zich af en worstelt in zijn
eentje met wat autisme betekent voor hem en voor Eiki zelf. De haast volwassen
manier van reflecteren kenmerkt de intelligentie van Álfur. Wanneer hij daarna eindelijk
zijn beste vriend Ragnar in vertrouwen neemt over Eiki blijkt al snel dat ieder
huisje zijn kruisje heeft. Ragnar en Álfurs vriendschap blijkt solide te zijn,
tante Harpa krijgt uiteindelijk de hulp die ze nodig heeft en Eiki... Eiki
blijft Eiki, met autisme, maar nog steeds zijn lieve kleine broertje.
Salto is een indringend
verhaal dat door de prachtige omslag van Linde Faas aantrekkelijk is om uit de
kast te pakken. Een boek geschreven voor alle kinderen, maar dat hopelijk in
het bijzonder toch ook jongens weet te grijpen. Met voornamelijk jongens die
als katalysator het verhaal op gang weten te houden, de korte hoofdstukken, het
bij de leeftijd passende taalgebruik en het feit dat er getraind, gesport en
gegamed wordt, lijkt het me een perfecte match. Het verhaal van Álfur in zijn
proces van weerstand naar acceptatie kan helpen voor iedereen die hetzelfde
meemaakt, van ouder of volwassene die met kinderen werkt tot kinderen die
iemand in hun omgeving hebben met autisme. Salto is liefdevol geschreven,
opent je perspectief én vooral je hart.
Arndís Thórarinsdóttir, Linde
Faas: Salto, Volt, Amsterdam 2024,291 p. : Ill. ISBN 9789021483269. Vertaling
van Kollhnís door Willemien Werkman.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan