Vanaf zes jaar

JEUGDBOEKEN NR. 9, NOVEMBER 2024

Boudewijn de Groot, Jaco van der Steen (muz.), Mark Janssen (ill.): Met mijn neus in de wind

door Henk van Viegen

7+ - Boudewijn de Groot, Jaco van der Steen en Mark Janssen bundelden opnieuw hun krachten. In 2022 verscheen van deze drie makers Soms als ik een vlinder zie, in hetzelfde fraai uitgegeven groot formaat (33,4 x 24,9) prentenboek. Het lijkt logisch die succesvolle uitgave een vervolg te geven. Maar wellicht had er iets meer tijd voor genomen moeten worden.  

Mijn voorkeur gaat uit naar het eerste deel dat ik verrassender en gevarieerder vind. Dit kan komen door een iets veranderde aanpak. In het eerste boek is er meer interactie tussen kinderen en dieren, wat in de tekeningen onder andere een paar mooie straatscènes opleverde. In dit nieuwe deel spelen de dieren de hoofdrol en draait het, op een paar fabeltjesachtige songs na, om emoties. Eén personage keert terug: de arrogante uil Knap. Hij maakt door zijn ijdelheid dezelfde stomme fout als in Met mijn neus in de wind.
 
Net als bij het eerste boek is er voldoende te halen voor jonge, maar zeker ook voor oudere kinderen. In dit nieuwe boek vallen moeilijke woorden extra op, met als ‘hoogtepunt’ het lied over een arrogante uil (‘De egel en de uil’). Het rijm is dan vaak weer wat gemakkelijker, soms ook wat gemakzuchtig (twee keer gaap-slaap, twee keer treuren-gebeuren). En één liedje is qua thema wel al heel erg afgekloven: ‘Ik heb geen zin’ over van alles moeten. Dat is afdoende behandeld door Kinderen voor Kinderen, en Doe maar in het iconische nummer ‘Pa’. Met onder andere hetzelfde rijm als De Groot gebruikt ‘Was je handen/poets je tanden’ (positief gezegd: hij citeert het als eerbetoon?).
 
Ook in Met mijn neus in de wind levert de muziek niet veel echt pakkende wijsjes. Door de vaak te vage melodische lijnen wordt De Groot geduwd in de richting van wat praatachtig zingen, zoekend (en soms er net tegenaan) naar waar de melodie nu precies zit.
 
De emotie vraagt nu en dan duidelijk om een bepaald soort muziek. Bij ‘Somber’ (over een olifantje dat niet vooruit te branden is) zou bij voorbeeld best een lullig soort slome jazz passen. In het slot, waarin de omslag naar een remedie tegen die somberheid zit, verandert de muziek niet. Het helpt niet dat het metrum van de teksten hier en daar best beroerd is. Het is gewoon prettig als er een liedje tussendoor komt (‘Een andere keer’) met een echt gesproken tekst, een gastoptreden van Dieuwertje Blok.
 
Hierdoor wordt er extra veel gevraagd van een lekker refrein. Dit lukt een aantal keer nauwelijks, zoals bij ‘Krokodil’, ‘Klagen’ en ‘Heimwee’. Maar het gaat ook vaak goed. Vooral bij het, ook lekker en passend getoonzette, ‘Ik wou dat ik het wist’, een geestig liedje over het een antwoord schuldig blijven in de klas. Eveneens bij ‘Blij’, ‘Een andere keer’ en bij het slotnummer ‘Carnaval’, een soort adaptatie van De Groots klassieker ‘Het land van Maas en Waal’. Ook hier is de optocht in en gaat-ie naar Het Grote Bos, en in de muziek herken je soms een loopje uit zijn ‘voorbeeld’. Het liedje krijgt als enige twee dubbelpagina’s en ook de schutbladen voor- en achterin (die mooi op elkaar aansluiten) zijn eraan gewijd. De uitsmijter maakt het boek, dat begon met het vrolijke ‘Blij’, qua sfeer ook mooi rond.
 
Zoals gezegd: variatie in situaties was voor de tekenaar hier wat minder mogelijk, wat niet wil zeggen dat er niet allerlei fraais te zien is. Mark Janssen is nagenoeg nooit niet in vorm. Zo is er een fraaie cover, met achterop een deel van de illustratie bij ‘Ik wou dat ik het wist’. En voorop een bij de boektitel passende tekening van een beest dat ‘in’ het lied ‘Ik heb geen zin’ door kinderen én een volwassene verzonnen wordt en op de muur geschilderd. Je ziet het fraaie fantasiedier ook bij het eerste nummer, ’Blij’. Janssen doet hier, zoals gewoonlijk, veel meer dan het begeleiden van de tekst. Op de tekeningen staan allerlei aanvullende elementen. Op het frame van de eerste dubbelpagina van ‘Carnaval’ zet hij er op de tweede een paar heel grote dieren bij. En ook de geitjes die net nog ontbraken maar dankzij een slimmigheidje van de wolf nu toch kunnen meezingen. Op de illustratie bij ‘Best een beetje bang’ lukt het hem de schitterende bliksem er ook nog uit te laten zien als de donder. Erg mooi is verder de meester voor de klas. Je ziet hem, best klein, op de rug, zijn snorharen trillen mee op zijn strengheid. Tegenover hem zitten heel grote hoofden, soms wegkijkend, of anders met daarop vooral de blik van ‘ik weet het even niet’.
 
Er valt, uiteraard naast het meeblèren van enkele lekkere refreintjes, ook voldoende te halen voor ouders en grootouders. Soms zullen die ongetwijfeld een sfeer of een stukje muziek van De Groots hits voor volwassenen herkennen.
 
Boudewijn de Groot, Jaco van der Steen, Mark Janssen: Met mijn neus in de wind, Lemniscaat, Rotterdam 2024, 32 p. ISBN 9789047716624

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies

BOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

Dius

Stefan Hertmans

Kruisende lijnen

Junichiro Tanizaki

Memoires van een kip. Een Palestijnse fabel

Ishaq Musa Al-Husseini

We moeten ‘misschien’ blijven denken

Esther Jansma

Wij van de Ripetta

Thomas Lieske

naar overzicht

JEUGDBOEKEN NR. 10, DECEMBER 2024

De wens, of Het ware verhaal van Titi en Tony

Tereza Horvathova , Michaela Kukovicova (ill.)

Het is rood en rond…

Jan Jutte

Ludas en Bontje

Jan Paul Schutten, Sanne te Loo (ill.)

Wie heeft Steef opgegeten?

Susannah Lloyd, Kate Hindley (ill.)

Wij, ervoor en erna

Jenny Valentine

naar overzicht


ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri