9+ - Deze bewerking van Dickens’ beroemde kerstverhaal is
een prentenboek geworden met 18 hoofdstukjes van één bladzij met telkens een
bladvullende prent van een andere illustrator ernaast. Op zich zorgt die
opdeling voor een duidelijke afbakening in tijd en ruimte, wat het behapbaar
maakt voor jonge kinderen. Bij Dickens heb je vier lange stukken, waarin
Scrooge, na een schets van de beruchte gierigaard en zijn omgeving, met drie
verschillende geesten op pad gaat naar het verleden, de toekomst en het heden. De
NUR-code voor deze Nederlandse adaptatie (274 – prentenboek voor kinderen vanaf
zes jaar) lijkt me eerder een misrekening. Bij een aantal kinderen van die
leeftijd kun je beter niet aankomen met angstaanjagende geesten, en bovendien
zit de auteur met het taalgebruik wel eens buiten hun bereik.
Van Vleuten begint het verhaal met
een vrij letterlijke vertaling, waarbij hij zelfs de Engelse uitdrukking
behoudt: ‘Marley was zo dood als een deurnagel’ -- ‘As dead as a doornail’.
Maar daarna gaat hij zijn eigen weg. Hij gooit de volgorde van de vertelling om
en wijdt uit over een potje sneeuwballen gooien waar Dickens het alleen over de
Londense mist heeft. Soms levert dat spitse zinnen op. Over Scrooge: ‘Zijn
uitstraling was zo koud, dat klanten die hartje zomer op zijn kantoor kwamen
een trui aantrokken.’ En: ‘Niemand vond hem aardig. Niemand die ooit zou
zeggen: Scrooge is binnen, het feest kan beginnen.’
Maar aan de andere kant zegt hij
over twee heren die bij Scrooge aankloppen: ‘Ze kwamen collecteren voor de
daklozen, de armen en verder iedereen die zich in deze maatschappij niet
gehoord voelde.’ Met zo’n zin sla je de sfeer van Dickens helemaal plat. In de
huizen branden dan wel haardvuren, maar een dressing-gown wordt bij van Vleuten
een pyjama, al gaan de illustratoren daar duidelijk niet in mee, zij schilderen
en tekenen Scrooge met een ouderwets nachtkleed en een slaapmuts. Op die manier
valt het boek tussen twee stoelen. Omdat de auteur-bewerker zoveel vertelstof
weg moet laten, mist hij vaak het leuke van Dickens, die Scrooge bij thuiskomst
bijvoorbeeld onder de bedden, achter de kasten en zelfs in zijn nachthemd laat
kijken om er zeker van te zijn dat er niemand is. De tweede geest wordt niet
grijs zoals bij Dickens, maar kaal, met als repliek: ‘Kaal zijn is niet erg. Je
hebt alleen geen haar meer.’ Kortom, ik mis de guitigheid van Dickens en zijn
uitbundig proza.
Ik weet niet of het zo’n goed idee is om een soort kinderversie te maken
van A Christmas Carol. Het origineel is zo grappig en rijk van taal, zo
helemaal Dickens van sfeer dat het alleen een geamputeerde versie kan worden
als je zo’n meesterwerk moet samenpersen in, zeg maar een zesde van het volume.
Dan krijg je het blote verhaal, een geraamte, ontdaan van vlees en spieren. En
omdat de bijhorende prenten telkens weer in een andere stijl zijn gemaakt,
komen ook die niet echt tot hun recht. Geen van de kunstenaars is namelijk in
staat om iets op te bouwen. Als je van Dickens wil genieten, moet je nog altijd
bij Dickens zijn.
Charles Dickens, Diederik van Vleuten, Alice Hoogstad e.a.: Het
kerstavontuur van Ebenezer Scrooge. Charles Dickens' A Christmas Carol,
Hoogland & Van Klaveren, Hoorn 2024, 43 p, : ill. ISBN 9789089674432.
Bewerking van A Christmis Carol door Diederik van Vleuten. Distributie
Pelckmans Uitgevers
deze pagina printen of opslaan