6+ - Een verhaal de wereld ingooien, is misschien wel iets als leren
vliegen. Dat vliegen lijkt mooi en wonderlijk, maar ergens is er ook de angst:
‘Bang,
Takkeling?
Ja.
Om te vliegen?
Nee, om te
vallen.’
Dat
dubbele vormt de essentie van het prentenboek Uilskuiken en Takkeling, waarin twee uilenjongen proberen om de
vleugels uit te slaan. Letterlijk, door te leren vliegen, en figuurlijk, door
los te komen van de vertrouwde verzorgers. Daarnaast raakt het verhaal echter
nog veel meer thema’s aan: er is de rouw om de omgekomen ouders, als prooi van
een sperwer, er is de verlammende vaste identiteit van de appelaar – ‘Staan is
wat wij doen.’ – die hem verhindert op te treden, er is het gevaar van
buitenaf, de overgave voor een ander, de uiteindelijke durf… Dat is veel. Te
veel, zelfs. Een stevige snoeibeurt had het boek sterker gemaakt.
Dat neemt niet weg dat
Uilskuiken en Takkeling in se wat te
bieden heeft. De tekst werd voor het jeugdtheater geschreven door rasverteller
Raf Walschaerts, bekend van Kommil Foo, en Ariane Sonck, de beelden zijn van
illustratrice Sabien Clement. Sterke namen, maar niet in hun beste doen.
Dat ligt in de
eerste plaats aan de adaptatie van theater naar boek. Wat werkt op het toneel,
doet dat daarom niet in een boek. Zo zijn de vele ultrakorte en verkapte
zinnetjes, vaak in dialoogvorm, niet alleen moeilijk te volgen, de herhaling en
het eindeloze heen-en-weerspel vraagt nu eenmaal om een ander ritme op papier.
Hoewel
Walschaerts zonder twijfel een sterke verteller is, en die verteltoon ook
duidelijk door de tekst heen klinkt, lijkt hij de kracht van het verhaal te
onderschatten. Of is het de lezer die te klein wordt geacht? Toevoegingen als
‘Ze liegt, Appelaar. Uilskuiken liegt! Mama en pa wonen niet in de wolken. / Om
je te troosten, Takkeling. Daarom heeft ze gelogen. Een beetje.’, of ‘Ze zijn
hier. Als je héél erg aan hen denkt, kun je hen zien.’ lijken ingegeven door
koudwatervrees. En wie bang is, pakt soms onnodig veel in…
Bijna wordt zo vergeten dat ook
beeld betekenis geeft, terwijl Sabien Clement er net in slaagt die gelaagdheid
in haar prenten te vangen. Veelbelovend is de openingssequentie, waar drie
opeenvolgende beelden steeds verder inzoomen op het nest van de uilenjongen.
Het beperkte kleurgebruik, de priegelige tekeningen en het krachtige rood voor
de takken van het nest tonen meteen waarop de nadruk ligt. Droombeelden geeft
Clement weer in bijna ‘doorzichtige’ grijsblauwe tinten, beweging wordt gesuggereerd
door een opeenvolging van dezelfde figuur binnen hetzelfde blad, de verborgen
sperwer is een uitsparing in het weelderige bladerdek… Het zijn gekende
technieken, die hier goed gekozen zijn en ook een sterker ingesnoeid verhaal
hadden kunnen dragen – wat de prenten misschien zelfs meer had laten spreken,
want pas dan wordt de lezer gedwongen tekst én beeld in te zetten om tot
betekenis te komen.
Al vaker verschenen teksten uit het jeugdtheater in boekvorm – denk aan Prinses Turandot of het recente Porselein, beide met illustraties van
Ingrid Godon, of De koningin is verdwenen
waarvoor Sabien Clement illustreerde. Telkens blijkt hoe belangrijk de prenten
daarbij zijn. Jeugdliteratuur hangt van oudsher dan wel nauw samen met
mondelinge vertelkunst, niet elk verhaal kan ‘zomaar’ in een boek. Wat je
verliest aan direct contact moet elders vorm en betekenis krijgen. Uilskuiken en Takkeling bevat een mooie
aanzet, maar raakte verstrikt in een te belerende toon en de worsteling met het
medium.
Tielt : Lannoo 2016, 54 p. :
ill. ISBN 9789401433402
deze pagina printen of opslaan