In 2014 bracht uitgeverij
Lannoo Nederlandsche vogelen op de
markt, een facsimile van het eerste standaardwerk over vogels in Nederland, van
1770 tot 1829 samengesteld door Nozeman & Sepp, en een heleboel medewerkers
en opvolgers. ‘[J]e hoeft helemaal geen vogelaar te zijn om volop van dit
hoogstandje te genieten’, schreef toen Standaard
der Letteren (17.10.2014). Dat is bij Het
heel grote vogelboek niet anders: Bibi Dumon Tak ging met dezelfde
collectie authentieke prenten en beschrijvingen aan de slag, en dat is een
schot in de roos.
Letterlijk en figuurlijk gaat Dumon Tak het gesprek aan met de
oorspronkelijke makers. Vaststellingen van toen lardeert ze met hedendaagse
vergelijkingen, in gefingeerde dialogen – ‘Wat zegt u, meneer Nozeman?’ — wijst
ze op verschillen tussen de toenmalige en hedendaagse context. De
oorspronkelijke gravures, die per druk met de hand werden ingekleurd, bleven
behouden, van elke vogelbeschrijving werd een citaat geselecteerd. Zo wordt dit
boek een schitterende illustratie van wat Dumon Tak al meteen bij het begin
vaststelt: ‘Dat is dus het leuke van wetenschap: dat er nooit een einde aan
komt.’
Doordat
Dumon Tak de vogels beschrijft vanuit onze hedendaagse kennis, worden immers niet
alleen verschuivingen in context duidelijk, zoals de uitvinding van
stoplichten, airbags, kettingzagen of labels als ADHD, en gewijzigde gebruiken
met betrekking tot jacht en consumptie. Ook de veranderingen in
wetenschapsbeoefening én bij het object van die wetenschap krijgen aandacht.
Met de
inleiding ‘Straks de vogels maar eerst het boek’ schetst Dumon Tak het ontstaan
van Nederlandsche vogelen, in de
daaropvolgende vogelbeschrijvingen komt ze er geregeld op terug. Boeiend is
bijvoorbeeld hoe de eis om ook het nest te vinden als bewijs dat de soort in
Nederland broedde, ertoe leidde dat sommige vogels pas laat aan de collectie
werden toegevoegd. Vandaag helpen allerhande instrumenten de onderzoekers,
zoals de zenders die de trektocht van vogels volgen. Opvallend in de selectie
van de vogels en de bijhorende platen is het behoud van de verkeerde
illustraties om respectievelijk sperwer en waterral weer te geven. Wil de
geïnteresseerde lezer weten hoe die er dan wél uitzien, dan zal hij of zij een
extra bron moeten raadplegen.
Is dit boek dan niet geschikt voor wie meer wil weten over
vogels? Enkele critici hekelden de nogal willekeurige selectie van de ‘dertig
geluksvogels die in Het heel grote
vogelboek hun vleugels opnieuw mogen uitslaan’. Mij overtuigen echter
bovenal de prikkelende beschrijvingen. Wie leest dat er tegenwoordig bonte
spechten zijn die ‘als headbangers tegen
een verkeersbord aan rammen, omdat dat zo lekker metal klinkt’, of dat de roek ‘het gymnasiumklantje onder de
dieren’ is en de sperwer ‘de kamikaze onder de roofvogels’, hoopt al dat
vogelgedrag toch snel te observeren?
Veel vogelgidsen voor kinderen
zijn er niet. Even praktisch als Vogelgids
voor kids (Marc Duquet, 2016) of Vogelontdekgids
(Nico de Haan en Elwin van der Kolk, 2006, enkel tweedehands) is Het heel grote vogelboek niet. Maar
behalve kinderen en andere lezers warm maken om vogels te observeren, doet dit
boek ook veel meer. Ik beschreef al hoe het inzicht verschaft in natuurkundige
en andere praktijken van de achttiende-negentiende eeuw. Tegelijk biedt het ook
inzicht in de eigen tijd. In haar herkenbaar terloopse, licht humoristische
stijl geeft Dumon Tak ook kritiek op de maatschappij. Dat ADHD ‘iets moderns’
is, bijvoorbeeld, ‘moeilijk uit te leggen, winterkoninggedrag bij mensen’. Of
over de mogelijke impact van de jacht op overlevingskansen bij eenden: ‘Je
hoeft natuurlijk geen Einstein te heten om tot de conclusie te komen dat de
jacht op wilde eenden dan misschien ook zou moeten stoppen./ Maar de regering?/
Die doet natuurlijk niets.’
Jan Paul Schutten, partner van Bibi Dumon Tak, liet in
interviews al meermaals optekenen dat hij een liefhebber van de leuke feitjes
is, en Bibi meer van de poëzie. In Het
heel grote vogelboek krijg je het gevoel dat ze beiden aan het woord zijn: een
mooie selectie feiten, slim verpakt én oog voor gedrag en detail, dat met een
treffende vergelijking wordt geschetst. De opbouw van de toelichting bij elke
vogel leent zich daar dan ook uitstekend toe: een kaderstuk met kenmerken als
wetenschappelijke naam, aantal legsels, aantal eieren, nest, voedsel…, een
citaat uit de oorspronkelijke beschrijving, een hedendaagse doorlopende beschrijving
en een ‘vogeltwiet’, waarin de karakterschets met extra feiten en weetjes wordt
uitgebreid.
Het heel grote vogelboek, dat ook
letterlijk op groot formaat is uitgebracht, doet precies wat informatieve
kinderboeken moeten doen: het slaat bruggen tussen verschillende soorten
kennis, verzoent kunst en wetenschap, prikkelt met taal én met feiten en
stimuleert kritisch denken. Een ‘must have’, en niet alleen voor de
kinderboekenkast!
Tielt : Lannoo 2017, 76 p. : ill. ISBN
9789401441292
deze pagina printen of opslaan