6+ - Een klein
mannetje met bolhoed doet het stof opwolken als hij zich, zichzelf aansporend
‘hop hop…’ voorthaast op acht, nee wel tien of elf benen. Alles wat op zijn weg
komt, loopt hij omver. Hij trotseert woestijnen en oceanen, en is al honderd
keer de aarde rondgelopen zonder ook maar één blik op de wereld. Hij heet Haast
en vluchten is zijn lot, want hij voelt zich onophoudelijk achtervolgd door
Einde. Einde verschijnt als een onschuldig stofwolkje, maar groeit snel uit tot
een vormloos monster, dat Haast met vlijmende tanden en klauwen wil verslinden.
Op een dag,
als Haast over een vlakte spurt, wordt hem de weg versperd door Berg. Ze heet
Berg omdat ze immens, sterk en bewegingsloos is. Berg is namelijk bang dat
Einde haar vindt en daarom houdt ze zich doodstil. Ze gaat ook voor Haast niet
uit de weg en omdat Einde in de verte al opdoemt, hijst hij Berg op zijn rug en
rent verder. Zo hoeft Berg niet te bewegen en Haast kan toch verder vluchten. Ze
gaan helemaal de aarde rond en voor Berg opent zich een nieuwe wereld. Ze is
verrukt over al het moois dat ze ziet, voelt zich ‘als een wolk boven de
aarde.’
Maar
na duizend jaar rennen is Haast moe en Einde begint hen langzaamaan in te
halen. Berg heeft een oplossing: ze verbergt Haast in haar rokken en gaat
roerloos langs de weg liggen. Ze blijven daar duizend jaar, Haast rust uit en
geniet van al het moois dat hij nu ziet, voelt zich ‘als een kalm beekje op de
aarde’.
Weer
duizend jaar later, geloof het of niet, baart Berg een kindje. Ze noemen hem
Nu. Als Nu onvervaard zijn eerste pasjes zet, zijn de ouders verrukt – en bang
dat Einde hem zal vinden. Dus wil Haast hem leren rennen en Berg wil dat hij
roerloos blijft, maar Nu heeft aan geen van beide een boodschap. Zijn ouders leren
van hem hoe ze moeten lopen zonder te haasten en zonder angst voor Einde, die
hen op een dag hoe dan ook zal inhalen.
Stéphane Servant schrijft in zijn allegorische tekst poëtisch
en op een volwassen toon over doodsangst, die het onmogelijk maakt om van het
leven te genieten. Een verhaal dat om reflectie vraagt, zonder zwaar op de hand
te worden. Het is echter het samenspel met Rébecca Dautremers prenten, dat het
boek ook leesbaar maakt voor jonge kinderen. Haast is een karikaturaal
figuurtje en Dautremer laat hem op zijn minstens tien benen in grappige soms
stripachtige sequenties eindeloze lengtes rennen. Zijn zwoegen en sleuren om de
immense Berg op zijn rug te tillen is clownesk, de vogeltjes die in zijn hoed nestelen
wanneer Haast duizend jaar rust neemt, zijn lieflijk, de strijd van Nu met het
monsterlijke Einde ronduit kluchtig.
Dautremer vertelt het verhaal eigenlijk los van de tekst.
Tekst en beeld houden geen gelijke pas. Zo staat Dautremer enkele bladzijden
lang stil bij Haasts intense pogingen om Berg in beweging te krijgen, terwijl
de tekst intussen al rustig verder gaat over Berg die vanop zijn rug van de
wereld geniet. Dautremer zorgt op die manier voor actie, én voor grappige en
emotioneel aansprekende accenten. Je kunt het verhaal helemaal aan de hand van
de prenten lezen, waarin ze trouwens meesterlijk de dwaze maalstroom van het
leven uitdrukt. Op een paar momenten nodigen de prenten ook uit tot reflectie. Het
coverbeeld bijvoorbeeld, van Nu met zijn vaders bolhoed op het hoofd, heeft
iets van een verstilde clown, het slotbeeld, waar Haast en Nu vanop Berg naar
de eindeloze wolkenlucht staan te kijken, vormt een intens orgelpunt.
Vrolijke humor,
kolder, wijsheid en esthetiek maken van Haast
een erg knap, diep en toegankelijk verhaal voor elke leeftijd. De tekeningen
zijn gemaakt in zachte aardetinten, zwart en een vleugje rood. De tekst is
gezet in een oranje letter, schutbladen en achterflap kleuren ook vrolijk op en
vormen met de prenten in gedempte kleuren een gedurfd en smaakvol geheel.
Stéphane
Servant, Rébecca Dautremer: Haast, Davidsfonds/Infodok, Leuven 2019, 60 p. :
ill. ISBN 9789059089136. Vertaling van Cavale door Ed
Franck. Distributie Standaard Uitgeverij
deze pagina printen of opslaan