10+ - ’s Morgens in
alle vroegte kun je ze zien, het meisje en haar Veger. Hij, een lange magere
man met een bezem en achter hem het meisje, Nan, met een emmer. Ze volgt hem
als een schaduw. En als ze uit volle borst zingen:
‘Een schoorsteenveger brengt
geluk!
Van mei tot Kerstmis aan één stuk!
dan springen de mensen uit bed
en houden ze weer een beetje meer van het leven. Nan denkt dat zij en de Veger
altijd samen zullen zijn, maar die droom wordt stukgeslagen als hij op een ochtend
verdwenen is en niet meer terugkomt. Hij heeft alleen zijn hoed achtergelaten
met daarin een klompje roet. Nan is pas zes als ze er, dakloos, alleen
voorstaat. Ze gaat in dienst als klimmer bij Wilkie Crudd, ‘de Propere
Schoorsteenveger’. Klimmers zijn kinderen vanaf 4 jaar, die nog klein genoeg
zijn om in een nauwe schoorsteenpijp omhoog te klauteren, met een borstel boven
het hoofd om het roet los te maken.
Dit verhaal over het miserabele
leven van jonge schoorsteenvegertjes speelt zich af in Victoriaans Londen.
Wilkie Crudd, die er piekfijn uitziet in zijn fluwelen jasje met gouden biezen,
spierwitte broek en hemd, boert goed. Zijn tactiek om zelf vlekkeloos voor de
dag te komen en zijn smerige, ondervoede vegers verborgen te houden voor de
klant, werkt goed. Rijke mensen willen immers niet weten welke sukkelaars voor
een schijntje hun vuile werk komen opknappen.
Op een dag komt Nan vast te zitten in een schoorsteenpijp. Haar
kompaan, die graag van haar af wil omdat hij concurrentie vreest, stookt een
vuurtje in de haard. Haar overlevingsinstinct en de hulp van het roetje dat ze
van de Veger erfde, maken dat ze op miraculeuze wijze toch loskomt. Het roetje blijkt
een golem te zijn en zijn opdracht is haar te beschermen. Nan noemt hem
Charlie. Iedereen denkt dat ze omgekomen is, wat Nan de kans geeft om uit de
greep van Wilkie Crudd te ontsnappen. Samen met Charlie verschuilt ze zich in
een leegstaand pand.
Het lichtvoetige begin, dat doet denken aan de chimney sweep-taferelen
uit Mary Poppins – ‘A sweep is as lucky as lucky can be’ –
maakt snel plaats voor de rauwe realiteit in de 19de-eeuwse grootstad tijdens
de industriële revolutie. Het zijn Dickensiaanse taferelen over miserabele
armoede, die ouders noopt hun kinderen te verkopen aan criminele uitbuiters, en
over een hypocriete kerk en maatschappij die wegkijken. Ook het gedicht ‘The
chimney sweeper’ uit William Blake’s Songs of Innocence and Experience, de
Joodse legendefiguur de golem en Mary Wollstonecraft Shelley’s Frankenstein onderstrepen de donkere toon.
Het monster uit de ondertitel laat zich op verschillende manieren duiden, maar
aan de slotsom dat het de maatschappelijke context is die de monsters creëert,
ontkom je niet.
Het is zonder meer een knappe prestatie van Jonathan Auxier om historische achtergrond en legende,
bikkelharde, historische realiteit en vrolijke fantasie tot een boeiend en
overtuigend geheel te maken. Hij geeft de schrijnende
sociale omstandigheden van de tijd en onvervalste emotie overtuigend een plaats
in een avontuurlijk verhaal dat doorspekt is met humor. Hij documenteert sterk
en gedetailleerd, zonder ooit het energieke verteltempo te verliezen. Een
enkele keer wordt de toon wat belerend, maar globaal genomen geniet je van een levendige,
evocatieve taal en een verhaal dat
blijft verrassen tot het einde.
Jonathan Auxier: De Veger. Het verhaal van een meisje en haar monster,
Billy Bones, Amsterdam 2019, 383 p. ISBN 9789030504368.
Vertaling van Sweep door Esther Ottens. Distributie Agora Books
deze pagina printen of opslaan