Vanaf twaalf jaar

JEUGDBOEKEN NR. 11, DECEMBER 2019

Philip Pullman: Het geheime bondgenootschap

door Lies Lavrijsen

Lezen vanuit je ooghoek
 
Het geheime bondgenootschap is het tweede deel van de trilogie ‘Het boek van stof’, die zelf weer een vervolg vormt op Pullmans beroemde, inmiddels bijna twintig jaar oude trilogie ‘Het noorderlicht’. Daarin maakte de wereld kennis met Pullmans wonderlijke, anachronistische universum, waarin Lyra Belacqua en haar daemon Pantalaimon de strijd aanbonden met allerlei kwade krachten en daarin bijgestaan werden door pantserberen, zigeuzen en andere tot de verbeelding sprekende bondgenoten.
 
Het eerste deel van ‘Het boek van stof’, het vorig jaar verschenen La Belle Sauvage, vormde een prequel waarin verteld werd hoe Lyra als baby door de elfjarige Malcolm Polstead uit de handen van zowel een krankzinnige moordenaar (Gerard Bonneville) en het Magisterium (de Kerk) gehouden werd. Het geheime bondgenootschap pikt de draad van dat verhaal twintig jaar later weer op – een tiental jaar na de gebeurtenissen uit de Noorderlicht-trilogie, waarnaar geregeld verwezen wordt.  
 
Lyra is inmiddels eenentwintig en student aan de universiteit van Oxford. Het wordt al gauw duidelijk dat ze niet meer het meisje is dat we kenden: van haar jeugdige bravoure en enthousiasme blijft weinig over, en ze maakt een matte, wat uitgebluste indruk. Tot overmaat van ramp botert het niet meer tussen haar en Pantalaimon. Net als veel van haar medestudenten dweept Lyra met twee boeken die bij Pan absoluut niet in de smaak vallen. De schrijver van het ene boek, Gottfried Brande, beweert dat er buiten de objectieve realiteit niets bestaat; de schrijver van het tweede, Simon Talbot, gaat nog een stap verder en beweert dat zelfs die zogenaamd objectieve realiteit niet meer dan een constructie is. Pan vindt het allemaal vreselijke onzin.
 
Op een avond gaat Pan er in zijn eentje op uit (sinds Het listige mes, het tweede deel van de Noorderlicht-trilogie, kunnen Lyra en hij langere tijd van elkaar ‘scheiden’) en is hij getuige van een moord. Het slachtoffer weet hem in zijn laatste ogenblikken nog net een portefeuille toe te stoppen, met daarin de sleutel van een kluisje. In dat kluisje zit een rugzak, waarin Lyra en Pan allerlei documenten aantreffen die de katalysator zullen vormen voor dit verhaal. Alles draait om een mysterieuze rozenolie die alleen in een bepaalde streek in Centraal-Azië gewonnen kan worden en die ‘Stof’ (de tastbare component van de menselijke ziel) zichtbaar maakt. Dat is uiteraard niet naar de zin van het Magisterium, dat in dit boek een nieuwe, bijzonder schurkachtige leider krijgt: Marcel Delamare, overigens een oom van Lyra.
 
Pan vindt het samenleven met Lyra dermate ondraaglijk geworden dat hij er uiteindelijk gewoon vandoor gaat. Het enige doel dat hij voor ogen heeft, is de man opzoeken die in zijn ogen verantwoordelijk is voor Lyra’s verloren verbeeldingskracht: Gottfried Brande. Als Lyra ontdekt dat Pan weg is, neemt ze het (niet volkomen logische) besluit om naar de Venen af te reizen. Het Magisterium zit haar inmiddels op de hielen, maar ze krijgt bescherming van de geheim agenten van Oakley Street, waaronder Malcolm uit La belle sauvage.
 
Van daaruit ontspint zich een meanderend reisverhaal, waarbij zowel Lyra, Pan als Malcolm elk afzonderlijk naar het oosten reizen, via Wittenberg, Praag, Constantinopel, Smyrna en Aleppo. Ook de machinaties van Delamare en zijn assistent Olivier Bonneville (zoon van) komen uitgebreid in beeld. Het boek eindigt (vrij abrupt) onder de sterrenhemel van een verlaten stad in de Centraal-Aziatische woestijn, op een punt waar minstens drie verhaallijnen samenkomen.
 
Pullman is en blijft een meester in het scheppen van werelden, en ook in Het geheime bondgenootschap is het universum waarin je als lezer wordt ondergedompeld adembenemend en intrigerend. Naast het politieke gekonkel van het Magisterium smokkelt Pullman nog allerlei actuele elementen in Lyra’s wereld binnen: de vluchtelingencrisis, religieus fundamentalisme, terrorisme, volksmenners die de waarheid als een construct zien dat ze met behulp van wat fake news naar hun hand kunnen zetten. Een treffend detail is dat een van de personages, Nur Huda el-Wahabi, haar naam ontleent aan een van de slachtoffers van de verschrikkelijke brand in Grenfell Tower (Londen, 2017).
 
De manier waarop deze thema’s aangebracht worden, laat zien dat Pullman zich met dit boek duidelijk minder tot kinderen richt, en meer de ambitie heeft om volwassen lezers aan te spreken. Dat blijkt, naast een bij momenten harder taalgebruik, ook uit de erg grafische geweldscènes. Zo vermoordt Malcolm zonder blikken of blozen een terrorist met zijn blote handen en heeft hij daar geen greintje wroeging over. Lyra van haar kant wordt aangerand en op een haar na verkracht door een hele groep soldaten.
 
Het moge duidelijk zijn dat Lyra’s wereld er een stuk donkerder op geworden is. Dat is op zich niet problematisch. Wel jammer is dat de reizen van Lyra en Pan lang gehuld blijven in een sfeer van doelloosheid. Heel lang weten ze zelf niet wat ze eigenlijk van plan zijn. Op elk van hun bestemmingen komen ze door een ongelofelijk toeval telkens iemand tegen die hun situatie kent en hun een volgende bestemming influistert. Niet alle avonturen die ze onderweg meemaken, zijn even beklijvend. Tussen de bedrijven door wordt ook dieper ingegaan op de fictieve theorieën van Brande en Talbot, wat flink wat doorzettingsvermogen van de lezer vraagt, ook omdat deze filosofische gedeelten vaak in nogal moeilijk verteerbaar Nederlands omgezet zijn. In de tekst ‘Over het niet bestaan van daemonen’ klinkt het bijvoorbeeld: ‘Alle sociale druk bevestigt ons in hun [sic, Engels our] geloof in hen: gewoontes en tradities groeien als stalagmieten die van het zachte vel, de grote bruine ogen en de vrolijke streken een gedragsmatige stenen grot moeten maken.’  
 
Het lijkt er overigens sterk op dat de vertaling van dit boek (door maar liefst vijf vertalers) onder grote tijdsdruk tot stand gekomen is. Dat blijkt uit de opvallende stijlbreuken tussen de hoofdstukken, allerlei inconsequenties (bv. een tovenaar – magician – die een paar hoofdstukken later opeens een ‘goochelaar’ is) en een typische Pullman-vondst als chocolatl die opeens heel gewoon ‘warme chocola’ wordt. Ook op redactioneel vlak zijn er heel wat spijtige slordigheden (tikfoutjes, ontbrekende leestekens, het meisje die enzovoort). De Nederlandse vertaling kwam slechts vier weken na het Engelse origineel uit, maar daar is duidelijk een prijs voor betaald.
 
Op een gegeven moment vraagt Lyra aan een zigeus die haar een lift geeft: ‘Wat is dan de beste manier om over het geheime bondgenootschap na te denken?’ Het ‘geheime bondgenootschap’ uit de titel is een verzamelnaam voor allerlei bovennatuurlijke wezens zoals spoken, moerasgeesten en dwaallichten, een wereld waarmee Lyra het contact verloren is omdat ze te veel belang is gaan hechten aan de rede. De zigeus antwoordt: ‘Je moet er net zo over nadenken als je het wilt zien. Je moet er zijdelings naar kijken. Vanuit je ooghoek.’ Die uitspraak zou bij uitbreiding voor dit hele boek kunnen gelden. Er zit veel moois en diepzinnigs in verborgen, maar om dat ten volle te kunnen waarderen, moet je niet al te goed op de details letten.  
 
Philip Pullman: Het geheime bondgenootschap, Prometheus, Amsterdam 2019, 636 p. : ill. ISBN 9789044635782. Vertaling van The secret commonwealth door Gabriëlla Van Karsbergen e.a. Distributie Pelckmans Uitgevers

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri