4+ - Het geluk in dit
prentenboek begint hiermee dat een eikel uit de boom valt, niet uit het zicht
verdwijnt – oef! --, maar gevonden en bewaard wordt door een eekhoorn. Geluk
bovenop geluk is dat de eekhoorn de eikel niet opeet omdat hij vergeten is waar
hij zijn buit heeft verstopt -- dat gebeurt nogal eens bij eekhoorns. Daardoor
krijgt de eikel de kans te ontkiemen. Zomerzon en weldadige regen zorgen voor
warmte en water en het jonge eikje groeit, wordt – ‘oef’ – niet opgegeten door
een passerende ree, bezwijkt niet onder de herfststormen, wordt in de kersttijd
niet gekapt om versierd te worden… En zo krijgt de eikel, ondanks heel veel
momenten waarop het fout had kunnen lopen, de kans om uit te groeien tot een
stevige boom. Die boom moet – ‘oef’ – niet verdwijnen als er vlakbij een huis
wordt gebouwd en wat meer is, in de nieuw aangelegde tuin ontstaat een mooie
alliantie tussen mens en natuur.
Ghislaine Roman vertelt bedachtzaam over de mate van geluk
die de eikel nodig heeft om te kunnen groeien en te bloeien. Elke bedreigende
situatie wordt in één zin gevat, die telkens uitloopt op een verlossend ‘oef’
wanneer het onheil bezworen is. Roman creëert daarmee op elke bladzijde opnieuw
een kleine spanningsboog en brengt het verhaal gaandeweg in een geruststellende
cadans. Vanzelfsprekend is de groei en bloei van de natuur niet, maar kijk eens
hoe het ondanks alles toch goed komt.
Tom Schamp, die we kennen als een
zeer gul illustrator, schept in dit groot formaat prentenboek een wonderlijke
wereld die de prettige geladenheid van de tekst in licht surrealistische
beelden overbrengt. De prenten zijn echte zoekplaten, waarin je plots merkt dat
het bos je aankijkt, dat bomen een gezicht hebben, of de gestalte van een mens
of een dier. Bloemen en planten hebben regelmatig een hartvorm en bij nader
toezien blijkt de grote donkere bouwput voor het optrekken van een huis een
reusachtige, slapende poes te zijn. En als je die prent nog wat beter bekijkt,
zie je dat ondanks alle stoere mannen met hun bouw- en afbraakmachines die op
de werf rondlopen, er wel meer elementen te zien zijn die het aanvankelijke
gevoel van dreiging wegnemen.
Schamp bouwt zijn
prenten zeer doordacht op en werkt ze tot in de kleinste details uit. Onder de
schildering schemert op elke bladzijde een houtstructuur door. Overal vind je
gaandeweg extra elementen die het beeld vervolledigen, of er vragen bij
oproepen. Elke prent heeft een andere sfeer die vooral door de kleuren bepaald
wordt. De contrasten in het zomerbos, waar vurig rood en koel blauw tegen
elkaar opbotsen, zijn bijzonder evocatief. Enerzijds doen
de taferelen met hun exuberante plantengroei lieflijk aan, anderzijds houden ze
ook steeds een latente dreiging in.
De prenten spreken direct aan door de prachtige kleuren, de
dynamiek en de sterke sfeerschepping, maar ze vragen een scherp oog voor detail
en er zitten ook wat elementen in om bij stil te staan. De vele ogen die je van
tussen de plantengroei aankijken bijvoorbeeld, de boomtakken in de vorm van
visgraten, de mens- en dierfiguren die in de bomen verwerkt zijn, de uit hout
gemaakte huisraad tussen de stammen… En wat te denken van de tegenstelling die het
herhaalde woordje ‘oef’ inhoudt, want het is wel uit hout gesneden… Schamp
noemt zijn stijl zelf ‘gecompliceerd naïef’. Door de wisselende sfeer en de onverwachte
elementen die hij toevoegt – en ook de telkens weerkerende Schamp-grapjes,
zoals de letter S die her en der verstopt zit, of Eric Carles rupsje nooit
genoeg, dat ook van de partij is -- bevat elke prent op zich ook een verhaal in
het verhaal.
Oef wat een geluk! Is een ingenieus, overweldigend mooi en hartveroverend
prentenboek.
Ghislaine Roman, Tom Schamp: Oef
wat een geluk, Lannoo, Tielt 2019, 28 p. : ill. ISBN 9789401463133.
Vertaling van Ouf! door Sylvia Van den Heede
deze pagina printen of opslaan