Vanaf twaalf jaar

JEUGDBOEKEN NR. 11, DECEMBER 2020

Benny Lindelauf, Ludwig Volbeda (ill.): Hele verhalen voor een halve soldaat

door Jan Van Coillie

De vertellingen van duizend-en-één-nacht, daar deden de Hele verhalen voor een halve soldaat me aan denken. Niet alleen door het gebruik van een kaderverhaal, maar ook en vooral door de sprookjesachtige sfeer waarin je als lezer van bij het begin wordt ondergedompeld.   

Het openingsfragment - ‘Het verhaal van de wacht’ – is zó visueel dat je het meteen voor je ziet én de spanning voelt die over het gebeuren hangt. Een grenswachter ziet een jongen naderen over de vlakte. ‘Alles aan hem slobberde, flodderde, wapperde en fladderde.’ De wacht herkent de jongen meteen. Waarom, dat blijft voor de lezer een raadsel, net al de ‘gift voor de Vrede’ die hij van de jongen eist. Wanneer niets van wat de jongen bij zich heeft de wachter tevreden kan stellen, eist die, terwijl hij zijn kromzwaard van schouder verandert: ‘Geef dan maar je oren.’
 
Het kader is meteen geschetst , een kader waarin vijf broers elk een verhaal vertellen. Het lijken losse verhalen, maar op het eind worden ze als een magische slinger aan mekaar gehecht door het verhaal van de wachter zelf. Elk verhaal is een parel met de glans van aloude sprookjes: het verhaal over het weeskind Ninetta dat door haar onvoorstelbare wilskracht ontsnapt aan de kindermoordenaar van Badoum; het verhaal over de vloek van Duizend Vadem en hoe Warre zijn broer redt; over Zilver, die de woestijn als bruid krijgt; over Sebastiaan die met behulp van een kinderheilige een oorlog moet afwenden en over Zetta, een dwergmeisje dat als marionet in de huid kruipt van de vrouwen van Blauwbaard. De invloed van bekende sprookjes is nooit ver weg, met onder meer verwijzingen naar de gruwel van Hans en Grietje, Klein Duimpje of Blauwbaard, maar ook met details zoals de honden die luisteren naar de naam ‘Grimm’. Ook andere klassiekers zinderen op de achtergrond. De kleine Zetta doet denken aan Alice, zeker wanneer ze zichzelf streng toespreekt. En de liedjes bezitten de geheimzinnigheid van oude bakerrijmen.
 
Elk van de binnenverhalen wordt zo intens verteld dat je er als lezer helemaal in opgaat. Dat ervaar je bijvoorbeeld sterk wanneer je op het einde van het eerste verhaal als het ware uit een andere wereld wordt weggerukt: het was ‘maar een verhaal’, maar dan wel zo knap verwoord dat je erin bent gaan geloven, hoe onwaarschijnlijk het ook was. In die magische sfeerschepping steekt de grootste kracht van Benny Lindelauf. Het is de kracht van het suggestieve beeld en het raak gekozen detail. In de beschrijvingen van het ijs op het meer, de wind in het Vredespaleis, de lawine die de jonge wachter zijn voet en zijn moeder kostte of het gehuil van de wolf ervaar je aan den lijve de koude, de vernietigende kracht, de schier ondraaglijke pijn of de ijzige angst. En altijd weer word je betoverd door een trefzekere, soms bezwerende verwoording:
 
‘Kwam het door de wonderlijke, lauwe windstille nacht met de maan als een gebutst reuzenei boven de vlakte? Kwam het door Vierde Oudstebroer zelf, omdat wie twijfelt geen enkele gedachte, geen enkel beeld of idee in de kou laat staan?’
 
Het wekt dan ook geen verwondering dat er in dit boek meerdere opmerkelijke uitspraken te lezen vallen over de kracht van verhalen. Zo bedenkt de Vierde Oudstebroer: ‘Was het geen wonder wat verhalen konden teweegbrengen?’ Over de kracht van gruwelverhalen luidt het: ‘Er is geen beter medicijn tegen de gruwelen van deze wereld […] dan de gruwelen uit het rijk der verbeelding.’ En hoe mooi wordt niet de aandachtige luisteraar getypeerd:  
 
‘Hij had altijd gedacht dat luisteren iets was wat je met je oren deed, maar het luisteren van het joch zat in zijn hele lijf. In de licht gebogen houding, in de handpalmen die open op zijn knieën lagen, in zijn mond die lichtjes openstond, en in zijn ogen die vanaf zijn eerste woorden een onverwacht diepe glans hadden gekregen.’
 
Over de illustraties van Ludwig Volbeda hangt eenzelfde mysterieuze sluier als over de verhalen. Ze lijken niet van deze wereld, hoe gedetailleerd ze ook zijn. Bewonder bijvoorbeeld het interieur van de abdijkerk met het prachtige, gotische gewelf en hoe dat vervreemd wordt door de tropische planten die de vloer overwoekeren. De schat van Frau Schwarz tekent hij als een geheimzinnig retabel met fabeldieren. De geabstraheerde wolvenkoppen in het kader rondom de hollende wolf versterken het akelige karakter ervan. En hoe suggestief is niet de prent met het bruine en zwarte, doorkraste vlak dat de nachtelijke ijsvlakte van Duizend Vadem oproept?
 
Tekst en beeld zijn pure magie. Net als Hoe Tortot zijn vissenhart verloor, waar dit boek de voorgeschiedenis van vertelt, kan geen jury om deze wonderlijke verhalenschat heen.
 
Benny Lindelauf, Ludwig Volbeda (ill.): Hele verhalen voor een halve soldaat, Querido, Amsterdam 2020, 277 p. : ill. ISBN 9789021414713. Distributie L&M Books 

deze pagina printen of opslaan

Nieuwe recensies



ontwerp: Ann Van der Kinderen   |   programmatie: dataweb   |   © MappaLibri