6+ - In Op een koude
winternacht ligt een kind te slapen. De verteller probeert de nacht voor
hem te vangen met beelden en woorden. Je zou je kunnen afvragen of het kind
tegensputterde om te gaan slapen of niet, of het bang is om alleen te zijn ‘s
nachts, of een onzichtbare volwassene niet stiekem opgelucht is met een tijdje
rust. Zeker is dat het kind wanneer het onder de dekens ligt de verteller niet
loslaat. De verteller maakt een tekening:
‘Ik begon met
een sneeuwvlokje,
mooi
en volmaakt
en bijzonder -
net als jij.’
Door het
zwartgekleurde raam in de kamer van het kind, trekt de verteller zijn verhaal
naar buiten, waar in de prenten de deken van dons over het kind de aarde wordt,
de omheining van het huis misschien kan hinten naar een uiteinde van het bed.
De sneeuw zet in ‘tot de wereld bedekt was, met een deken van dons, net als
jij’. Dat ‘net als jij’ is belangrijk. Hoewel de verteller de nacht beschrijft
waar het kind eigenlijk geen deel meer van uitmaakt omdat het slaapt, blijft ‘jij’
toch altijd sluimeren in zijn gedachten.
De wereld
rondom het huis wordt nu overgeleverd aan de natuur, het speelveld van de
dieren die zich een weg zoeken: de ree en haar jong, de uil, een muis, hazen en
een vos. Een ree ‘ẗekende een aarzelend spoor op mijn witte blad’. En de natuur
houdt nog meer achter de hand...
Jean E.
Pendziwol en Isabelle Arsenault maakten een verhaal waarin het kind dat slaapt,
niet vergeten wordt. We nemen afscheid op een manier als we gaan slapen, maar
dit boek biedt troost. De tekst, poëtisch en gevoelvol, spreekt van sparren die
hun handen uitsteken om de vlokken te vangen en de wind die de bomen straks zou
kietelen. In die dromerige sfeer wegen de takken zwaar van het schuimgebak,
ligt er roomijs op de tuintafel, schitteren er diamanten in de wilg en knijpen
we zelfs een oogje toe voor bevroren vruchten aan de appelboom.
De verteller laat zijn fantasie werken, de tekst laat de
beelden voorbijschuiven. De herhaling van ‘op een koude winternacht’ en op
andere plekken in de tekst zoals ‘zachtjes / zachtjes / zachtjes’ hebben een
vertragend effect, het ritme laat je zo indommelen. Op een nacht vol sneeuw
voeren zwart en wit de boventoon in de tekeningen, al zijn er de blosjes op de
wangen van de hazen die tikkertje spelen, en is het oranje van de vos hen niet
ontgaan. Maar de natuur heeft verder nog meer kleurenpracht in petto, en als
het kind wakker wordt en in het raam gaat kijken, draagt het niet toevallig een
zonnegele pyjama.
Je kan het prentenboek lezen als een troost voor het afscheid dat de slaap biedt, of je kan in de verteller een overledene zien die een band heeft met het kind. Die interpretatie wordt alvast gesuggereerd achteraan, waar Pendizwol het boek ter nagedachtenis opdraagt aan haar overleden zus, die drie kinderen nalaat.
Jean E. Pendziwol, Isabelle Arsenault: Op een
koude winternacht, Querido, Amsterdam 2020, 28 p. : ill. ISBN 9789045125022.
Vertaling van Once upon a Northern night door Bart Moeyaert. Distributie
L&M Books
deze pagina printen of opslaan