Goud uit haar handen
11+ - ‘De middag is zo zacht dat ze haar handen er eenvoudig doorheen kan steken naar wat daarachter ligt, en voor ze het weet spint ze haar gedachten uit tot een gouden draad.’ Het leven gaat
zijn saaie dagelijkse gang van soep koken en aardappels schillen, dus droomt de
molenaarsdochter maar van de prins op een paard ‘zo wit als zijn gebit’. Ze
weet zeker dat hij op een dag zal komen en haar meenemen naar zijn paleis, en
zonder dat ze het zelf merkt, vloeit goud uit haar handen. Haar vader, een veel
minder dromerig type, ruikt zaakjes en wat later heeft hij zijn dochter aan de
koning verpatst en zit ze in de paleiskelder met de opdracht om goud voor hem
te spinnen. Een koning, een paleis… Eindelijk lijkt haar droom dus te gaan
uitkomen, al had ze zich haar intrede wel romantischer voorgesteld. Nu alleen
nog goud spinnen als bewijs van haar liefde… Maar het dromen wil niet zo goed
lukken en er komt geen goud uit het spinnewiel. Een mannetje, Reinhardt
Engelbracht Pelsteel, zal haar uit de nood helpen en spint, tegen een billijke
vergoeding natuurlijk, uit stro het goud dat van haar een koninklijke bruid zal
maken. Maar de koning wil steeds meer…
In Annet Schaaps bewerking van
het Grimmse sprookje ‘Repelsteeltje’, waarmee ze haar nieuwe boek de Meisjes opent, ondervindt het meisje dat het leven helaas geen sprookje is. Een
slot van lang en gelukkig zit er dan ook niet in, het meisje zelf zet op een
krachtige manier een streep onder dit verhaal. Wanneer ze ten slotte het paleis
uitloopt en haar prinsendroom achterlaat, is de middag ‘zo zacht dat je je
handen er gemakkelijk doorheen zou kunnen steken en aanraken wat erachter
ligt.’ Wie weet of daar voor haar wel goud uit voortkomt…
Het is bepaald overrompelend hoe Annet Schaap de zeven
bekende sprookjes van Grimm en Perrault in de
Meisjes een volstrekt nieuw leven geeft. Sprookjesbewerkingen, ze zijn er
te kust en te keur, maar wat Schaap doet, is onvergelijkelijk mooi. Met
verhaalelementen en motieven die de sprookjes haar aanreiken, schrijft ze zeven
verhalen vanuit het perspectief van meisjes die, als ze al niet uiteindelijk
voor zichzelf kiezen en de weg naar vrijheid inslaan, het in elk geval toch
redden, sterker en genezen van kalverachtige romantiek uit hun avontuur komen.
Het meisje uit
‘Wolf’ voelt zich in haar rode jas met reflecterende strepen net een stoplicht
en de routeplanner op haar telefoon wil haar strikt op de juiste weg naar het
huis van oma houden. Ook onvrij is de ‘sierwolf’, die een stukje woeste natuur
mag voorwenden, maar die een zender om de hals draagt die hem veilig binnen een
omheining houdt. Zij gaat van de weg af, hij overleeft het niet, tot zover de
overeenkomsten met ‘Roodkapje’ in dit verhaal over een overspannen aandrift
naar beheersing en controle.
In ‘Koekjes’ leggen de zusjes Haasje en Grietje een spoor
van roze koekkruimels aan om de weg terug naar huis te vinden van het kantoorgebouw
waar ze hun onverbeterlijk afwezige vader gaan zoeken. Het is een met rozige
zoetheid omhangen verhaal over een cynische zakenwereld en berekende mensen. Een
pijnlijk hard verhaal, zoals ‘Hans en Grietje’ dat ook is, maar Schaaps
sprookje is des te pregnanter omdat het echte mensen opvoert en in al zijn
uitbundige verbeelding de realiteit zeer precies treft. De afloop is dan ook
niet onvoorwaardelijk gelukkig te noemen, het soelaas dat de hereniging met
vader voor de meisjes brengt, is ongetwijfeld tijdelijk van aard.
Wél met -- inschikkelijk
-- geluk eindigt ‘Kikker’, waarin het meisje ondervindt dat het leven nu
eenmaal geen sprookje is en een kikker als echtgenoot te prefereren valt boven
een man. ‘Blauwbaard’, ‘De schone slaapster’, ‘De schone en het beest’ zijn de
andere sprookjes die in de sprankelende Schaapse versie op lichte toon en met
goed gedoseerde humor – die niet zelden een bitter randje heeft -- echt niet
alleen kinderen in de ban zullen houden. Schaap kan delicaat en puntig zijn in
dezelfde zin, luchtig verhalen opdissen met een donkere ondertoon en dat
alles glansrijk laten harmoniëren.
Het is heerlijk om te ervaren hoe Annet Schaap na het
overweldigende succes van haar schrijfdebuut Lampje, waarvoor ze elke belangrijke literatuurprijs ontving en dat intussen een
vertaling kreeg in 22 landen, haar verteltalent met net zoveel verve demonstreert
in haar nieuwe boek. (Tussendoor verscheen nog een prentenboek van haar en
Philip Hopman, De boom met het oor, geschreven op verzoek van het
Internationaal Kamermuziek Festival en waarvoor ze, geloof ik, toch niet
dezelfde drive vond als voor Lampje en
de Meisjes). De grote souplesse en vanzelfsprekendheid waarmee ze haar
verhalen ontrolt -- ‘het regende
van mijn vingers’ omschrijft ze het beeldend in De Grote Vriendelijke Podcast --, de prachtige ritmische taal, de subtiliteit,
de snedigheid ook waarmee ze de draak steekt met de sprookjesclichés, tonen wat
voor een fenomenaal knap vertelster ze is.
de Meisjes is ook vormelijk een zeer mooie uitgave geworden. Schaap
illustreerde haar verhalen zelf en ze gebruikte daarvoor voor het eerst de
scraperboardtechniek (waarbij het beeld wordt uitgekrast). Mede door die
techniek hebben de illustraties een heel andere feel dan wat we van haar
kennen. Ze hebben in de meeste gevallen een enkel detail uit een verhaal als
onderwerp – een sleutelbos, een elastiekje, drie rijtjes prikkeldraad, een koekje
met een hap uit… --, en het zijn sterke beelden die, ook vanwege de gebruikte
techniek, de aandacht trekken.
De paar personages die Schaap afbeeldt, zijn echter opmerkelijker,
want er gaat een immanente spanning van uit. Zeker van de figuren uit ‘Wolf’,
waarvan het roofdier in kwestie de cover siert, maar ook van het meisje met
capuchon, dat onheilspellend opdoemt uit een effen zwarte achtergrond. Meneer Pelsteel
dan, een onaanzienlijk mannetje dat uit het niets komt, sorteert een dramatisch
effect zoals Schaap hem in het licht van een schijnwerper zet. Met zijn kokette
gebaartjes is hij ook een twijfelachtig, onecht figuur. Hilarisch en deerniswekkend
tegelijk is het monstermeisje, dat ‘zo harig, zo tandig, zo vreselijk groot’
als ze is, opgedirkt wordt als het prinsesje dat ze hoort te zijn, maar met een
banner boven het hoofd als monster wordt geëxposeerd.
Annet Schaap zet zeven sprookjes
geheel naar eigen hand en ze doet dat meesterlijk. Het is als goud wat er uit
haar vingers vloeit.
Annet Schaap: de Meisjes, Querido, Amsterdam 2021, 247 p. : ill. ISBN 9789045126692.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan