4+ - Het is alweer even geleden dat lezers zich mochten verheugen op een boek van de gewaardeerde prentenboekenmaker Harriët van Reek. In Het dierenboekje Mie raakt ze aan een schriftuur die we van haar kennen. Speelsheid, zintuiglijkheid, lichamelijkheid, affiniteit met dieren, een vriendelijke wereld en verwondering voeren de boventoon. Het prentenboek
bestaat uit korte verhaaltjes zoals we die kennen uit eerder werk (onder andere
De avonturen van Lena Lena, Querido 1987), al laat ze hier de (relatief)
strakkere kadrering van de prenten los; het zijn kleinoden als het ware
gegrepen uit de leefwereld van Mie.
Centraal staan
de ervaringen met de natuur en de dieren. Mie tast af, daagt uit, kriebelt
varkens en wast koeien. Er wordt gevoeld, geaaid, geluisterd, gepiept en
gesmikkeld dat het een lieve lust is. Het zijn heel zintuiglijke ervaringen,
die het lichaam betrekken: proeven, likken, scheetjes laten, er zijn
drolletjes, dieren en mensen schuren hun achterwerk. Er is een zoektocht naar
de verhouding tussen mensen en dier. Ook in de tekeningen: het perspectief
tussen Mie, mevrouw Stip en de dieren wisselt. De ene keer zijn de dieren en
Mie even groot, een andere keer kan Mie zitten op de hond. Ook zie je visueel
de verwantschap tussen de slak (met zijn huisje) en Mie (met het dradige knotje
op haar hoofd).
De wereld die Van Reek hier met haar potloodtekeningen (petieterig tot
nagenoeg bladvullend) verbeeldt, is lieflijk en eenvoudig. Geef hondjes te eten
en ze worden groot. Als het varken verdrietig is, wil iedereen troosten. Wordt
er een biggetje geboren, dan breit de boer een petje. De zorg voor elkaar wordt
heel natuurlijk voorgesteld. Intrigerend zijn natuurlijk de naamgeving en de
uiterlijke kenmerken: zo wordt mevrouw Stip steeds door een stip gekenmerkt,
loopt de kat ook wel rechtop en brengt Mie veel tijd kruipend en liggend door.
De gebeurtenissen in de verhalen lijken klein, maar vertolken goed de beleving
van kinderen. De verveling in het verhaal over de slak is bijvoorbeeld
herkenbaar. Of in ‘De pony’: hoe kinderen plezier scheppen in dieren nabootsen
en heel goed kunnen observeren. Het oog voor detail bij de fascinatie voor de
grote, gele, vierkante ponytanden bijvoorbeeld.
Van Reek toont
kinderen die niet iets moeten of iets willen, die gewoon ‘zijn’, en dat is een
verademing. Mie maakt mee, en in de tekeningen zien we hoe ze zich verhoudt tot
de slak, hoe ze zich verhoudt tot de wereld en tot de tijd. Fantasie is nooit
ver weg: een mannetje met puntmuts en pijp passeert, en Mie verandert in een
hond. Vrijblijvend lijkt dat niet: als Mie zelf verandert in een dier, wordt ze
getraind door mevrouw Stip die haar beveelt te apporteren, haar aanmaant tot
braafheid en zitten. Dat staat in contrast tot de eigen relatie van Mie met de
dieren, die intuïtief is en gelijkwaardiger. De natuur speelt een grote rol:
als het regent, toont Van Reek de gezelligheid binnen, als Mie de dieren aait.
De bundel
sluit enigszins klassiek af maar bestendigt volop de uitzonderlijke positie van
Van Reek in het jeugdboekenlandschap. Zowel visueel als met de verhaalinhoud
laat Van Reek zich meteen als bijzonder kenmerken.
Harriët van
Reek: Het dierenboekje Mie, Querido, Amsterdam 2021, 34 p. : ill. ISBN 9789045126432.
Distributie L&M Books
deze pagina printen of opslaan