De Tsjechische auteur Ota Pavel werd in
1930 in Praag geboren (als Otto Popper) en stierf 42 jaar later in zijn
geboortestad. Als kind woonde hij in het plaatsje BuštÄ›hrad, waar vandaag nog
een heus Ota Pavel-museum is gevestigd. Buiten Tsjechië lijkt hij tot nog toe echter
amper bekendheid te hebben genoten. Dat een van zijn betere werken nu in
Nederlandse vertaling verschijnt, is dus goed nieuws en een welkome verbreding
van de horizon van de gemiddelde Vlaamse of Nederlandse lezer.
Eerst een korte
biografische schets. Pavels leven wordt gekenmerkt door grofweg drie
belangrijke gebeurtenissen: ten eerste is er de Tweede Wereldoorlog, toen zijn
vader en twee oudere broers in concentratiekampen werden weggestopt (waar ze
alle drie levend weer uit kwamen) en de jonge Ota met zijn moeder in het dorp
achterbleef; een ander belangrijk moment was dat waarop de volwassen Pavel door
zijn vriend Arnošt Lustig (ook een Tsjechisch auteur) werd geadviseerd om zich toe
te leggen op het schrijven; tot slot is er nog het markante verhaal van de
Winterspelen van 1964 in Innsbrück, waarbij Pavel aanwezig was als sportjournalist
en waar hij plotseling symptomen van een sluimerende geestelijke ziekte
vertoonde – hij stak uiteindelijk een boerenstal in brand ‘om de mist in zijn
hoofd te verdrijven’.
Uiteindelijk bleek dat Pavel een bipolaire stoornis had, die
hem twee jaar later dwong om zijn carrière als journalist definitief op te
geven. Voor de literatuur was dat geen verkeerde ontwikkeling: in de laatste
jaren van zijn leven schreef hij zijn betere werken, waaronder Jak jsem
potkal ryby, dat nu onder de titel Hoe ik de vissen ontmoette in een
mooie vertaling van Edgar de Bruin is verschenen bij Koppernik.
Pavel was een fervent
visser. De verhalen in dit boek gaan allemaal over de vissport. Zoals Jan van
Mersbergen al aangeeft in het voorwoord schreven onder meer Hemingway en
Brautigan daar al over, maar dan wel totaal anders. Pavels toon en stijl zijn
typisch Oost-Europees en doen bij vlagen denken aan de verhalen van Isaak
Babel: afstandelijk, laconiek, hier en daar zelfs een tikkeltje smalend. Net
als bij Babel komen de schoonheid van Pavels zinnen en de kracht van zijn
magisch-realistische beelden door die koele stijl des te beter uit de verf. In
het hoofdstuk ‘Lange Jan’ vangt de jonge Ota een voorn: ‘Ik legde hem zachtjes
in de kano; hij lag diep te zuchten dat hij zich zo had laten beetnemen.’
De beschrijvingen van de vissen zijn sowieso stuk voor stuk
prachtig. Nog een voorbeeld: ‘Het was een baars en hij was zo groot als een
roodgeruite pet, maar hij was ook nog olijfgroen met donkere strepen. Hij
voerde zijn rode vinnen als oorlogsvaandels en door zijn hoge rug leek hij op
een stier. In plaats van ogen had hij levende gouden muntjes en op zijn rug
staken opstaande lansen uit. Dit was geen vis, dit was een draak, een
geharnaste ridder met een rode pluim op zijn helm.’
Zo gebiologeerd als de vissen
worden beschreven, zo koelbloedig doodt de jongen ieder exemplaar dat hij vangt.
Aanvankelijk levert dat geen tegenstrijdigheden op, maar de jongen verliest,
naarmate de min of meer chronologische bundel vordert, geleidelijk zijn
onschuld en begrijpt steeds beter dat er ‘roversbloed’ in zijn aderen stroomt. Het
onschuldige tafereel van een vissende jongen in een waterrijk landschap raakt overschaduwd
door het besef dat de vissport een vorm van moord is. Het is dan ook niet voor
niks dat de helft van de verhalen tijdens de Tweede Wereldoorlog spelen. Wat
Ota de vissen aandoet, is vergelijkbaar met wat de mensen elkaar aandoen –
vooral in de concentratiekampen die niet eens zo ver bij zijn idyllische
stekjes vandaan liggen. Dat verklaart wellicht ook waarom de verteller zijn
neiging om de vissen menselijke trekjes te geven nergens onderdrukt, zelfs
gewillig vrij baan geeft.
Ondanks deze donkere ondertoon leest Hoe ik de vissen
ontmoette grotendeels als een lichtzinnig boek, een jongensboek bijna.
Helemaal aan het einde dringt het pas tot de lezer door wat hij heeft gelezen:
de ontroerende memoires van een gekwelde geest die niets liever zou willen dan nog
eens volmaakt vrij en alleen te zijn, zoals alleen de ware visser is vergund.
Ota Pavel: Hoe
ik de vissen ontmoette, Koppernik, Amsterdam 2023. 184 p. ISBN 9789083274362.
Vertaling van Jak jsem potkal ryby door Edgar de Bruin. Distributie De Wolken
© 2024 | MappaLibri