Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

Pieter Boskma is in meer dan een opzicht een productief dichter. Hij publiceert regelmatig een dichtbundel van hoog niveau, en die bundels zijn doorgaans volumineuzer dan die van de meeste van zijn collega’s. Daarenboven bouwt de auteur zowel stilistisch als thematisch aan een heel eigen oeuvre, dat stilaan rijp is voor een belangrijke literaire prijs.  
 
Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen is een zoveelste bouwsteen in dat oeuvre. De omvangrijke bundel is opgebouwd uit vijf reeksen, telkens met de titel ‘oaseberichten’, die gevolgd worden door een ‘intermezzo van de dood’. Dat geheel wordt uitgeleid door een ‘toegift’ en een afsluitende ‘epiloog van de dood’.  
 
Die intermezzi bevatten een aantal indrukwekkende gedichten waar de auteur telkens afscheid neemt van een bevriende collega-schrijver. Daarbij diept hij niet alleen persoonlijke herinneringen op aan hun ontmoetingen maar probeert hij als het ware ook in dialoog te treden met het specifieke idioom van de overleden en zo diens werk verder te laten weerklinken. Het gedicht over Rogi Wieg roept bijvoorbeeld het motief op van de waanzin en de manier waarop die leven en werk beïnvloedt, met de schrijver die letterlijk en figuur lijdt aan een niet te stillen verlangen. Doordat die ontmoeting in Bergen plaatsvindt, hoeft het niet te vergazen dat her en der het kosmische en mystieke idioom van de aristocratische Adriaan Roland Holst (die in Bergen woonde) doorklinkt. Het gedicht voor Joost Zwagerman, met wie Boskma nauw samenwerkte en samenleefde als een van de legendarische Maximalen, focust dan weer op bipolariteit, de drang om te leven én te verdwijnen. Ook hier wordt de barokke woordenvloed van de overledene voortgezet als een soort van echo, een ultiem eerbewijs aan een verdwenen dichter van wie enkel de stem ons rest.  
 
De ‘oaseberichten’ zijn veel bombastischer van toon, met een opstapeling van barokke beelden en indrukken, met een theatraal pathos en veel overdrijvingen. Hier komt de ‘wilde’ gedaante van Boskma naar voren, zoals wij die ook al in zijn vroege werk aantreffen. De dichter slaat wild om zich heen, vanuit zijn bedreigde oase waar hij zich heeft teruggetrokken en afgezonderd van de wereld. Het dichterlijke ik ontwaart overal tekenen van verval en twist. In dat apocalyptische beeld komt zowat alles aan bod, van fake nieuws over metoo tot vegetariërs. Het zijn allemaal fenomenen van een diepgaande en existentiële crisis die de dichter overvallen en waardoor hij zich hulpeloos maar ook verloren dreigt te voelen in een wereld die hij onmogelijk nog kan vatten. De frivoliteit, de probleemloze seksualiteit en de verdraagzaamheid ziet hij als grotendeels verloren waarden, ook al worden ze niet altijd even positief afgeschilderd. Het is moeilijk om de positie van Boskma uit deze gedichten te distilleren, want de dichter is vaak tegenstrijdig, ook ten opzichte van zichzelf. Het ziet ernaar uit dat hij blijft vasthouden aan een soort van paradijselijk verleden, maar dat droombeeld is niet meer dan een fantasie die de mens nodig heeft om zijn leven overeind te houden. Tussendoor wordt ook uitgehaald naar uiteenlopende vormen van literatuur waar in de essentiële zoektocht in  de schaduw staat van ijle boodschappen en grote slogans. Ook zijn eigen verleden als voormalige Maximaal valt daarvan niet geheel vrij te pleiten, zo maken diverse allusies duidelijk. Door dat alles is deze bundel het werk van een begenadigd dichter, maar de lezer blijft toch uitgeput en onzeker achter. Veel lichtpunten zijn er niet, en soms krijgt je de indruk dat de dichter het zelf ook niet meer helemaal weet. In dit opzicht lijkt dit mij een typische overgangsbundel: alleszins boeiend maar niet meteen onontkoombaar.  
 
Pieter Boskma: Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen, De Bezige Bij, Amsterdam 2022, 153 p. ISBN 9789403180311. Distributie Standaard Uitgeverij


© 2024 | MappaLibri